Gedicht en tekening

 

Dit is de studentenkamer van Gerrit Foppe Hellema. In 1886 maakt hij een gedicht en een tekening voor Christina van der Velden Erdbrink. Zijn ouders zijn dan nog niet op de hoogte van zijn liefde.

 

 

Een eenzaam hoekje.

 

Wel ziet er van boven

Minerva op neer,

Gewapend met wijsheid

Met schild en met speer,

 

Wel heeft heel gezellig

Een lampje zijn licht

op papieren en boeken

En tafel gericht;

 

Wel staan er tevreden

En deftig meteen

Een rij folianten

genoeglijk bijeen,

 

En nooden zoo dringend

Verlokkend en zacht

Tot lezen en denken

Tot laat in den nacht,

 

Wel dringt er geen tochtje

Door de glazen hier door,

En gaat 't razen daarbuiten

In dit hoekje teloor -

 

Maar toch - hoe kant 't wezen -

't Is mij eenzaam en stil

Dáár te zitten, te werken,

Te lezen wat 't wil -

 

Wat kan er toch haapren

Aan de rust, dáár bereid;

Wat wil men meer wenschen

door Minerva geleid?

 

O, ja, - nu begrijp ik,

Nu voel ik, wat 't is,

Wat mij in dat hoekje

Vertelt wat ik mis -

 

't Is juist die Minerva

Met haar koud, wit gelaat,

Aan wie houding noch rusting

Ten bekoring meer baat,

 

Die mij voor d'oogen

Een geheel ander beeld

Tevoorschijn doet roepen

Ook met wap'nen bedeeld,

 

Met wap'nen van liefde

Van geest en verstand

Met kracht in de oogen

Doch geen speer in de hand,

 

Een beeld, dat niet koud is,

Maar warm en vol gloed,

Dat mij toespreekt en toelacht,

Zooals Minerva niet doet;

 

Een beeld, dat zeer zeker

Met haar hart en haar hoofd

Meer dan thans Minerva

Voor de toekomst belooft.

 

En daarom, Minerva,

Gij Heidensche Godin,

Gij moet van uw plaats af,

Voor u - een Christin,

 

Die dat hoekje, zoo eenzaam

zoo koud en zoo leeg.

Zal verlichten, verwarmen

Als ze een plaatsje daar kreeg. –

 

Foppe 1886