Biografie Janke Diderika Vlaskamp

  • Janke Diderika Vlaskamp is geboren 9 januari 1826 in Wirdum en overleden  24 maart 1903 in Leiden.
  • Dochter van Gerrit Arends Vlaskamp 1791-1832 en Aleida Beekhuis 1802-1867.
  • Ze heeft twee zussen Mettje en Jans en een jongere broer Willem.
  • Janke trouwt op 8 oktober 1857 met haar neef Doeke Hz Hellema 1828-1907.  Hun moeders Aleida en Magdelt Beekhuis zijn zusters. Ze hebben dus dezelfde grootouders: Janke Diderika Cloeck en Willem Beekhuis.
  • Ze krijgen vier kinderen: Magdeltje 1859-1926, Gerrit Foppe 1860-1945, Hendrik Doeke 1862-1864 en Aleida Janke Diderika 1865-1867.

Jeugd

Jankes vader Gerrit Vlaskamp is een gewaardeerd dorpsdokter in Wirdum vlak onder Leeuwarden. Hij krijgt op 41-jarige leeftijd tbc waaraan hij op 11 december 1832 overlijdt. Janke is dan bijna zeven jaar oud. Het gezin blijft in Wirdum, waar ook oma en andere familieleden van de familie Beekhuis wonen. Haar oom Theodorus (arts) is als een vader voor Janke. In de familie Beekhuis zijn de familiebanden warm en hartelijk. In 1839, als Janke 13 is, staat haar 28-jarige oom Helmerus Beekhuis bij hen op nummer 168 ingeschreven. Hij heeft theologie gedaan en is 'kandidaats'. 

Jankes moeder komt regelmatig bij haar zus Magdelt in Achlum over de vloer. Moeder ontmoet daar de weduwnaar Foppe Draisma de Vries, een dakpannenfabrikant. Op 13 mei 1841 trouwt moeder Aleida met hem en Foppe wordt daarmee stiefvader van vier kinderen waaronder de inmiddels vijftienjarige Janke.

 

Poesiealbum

Veel wijst erop dat Janke niet mee verhuist naar Achlum en alleen in de zomer daar verblijft. Er is niet zoveel bekend over deze periode. Wel is haar poesiealbum is op een veiling boven water gekomen dankzij Aly van der Mark die onderzoek doet naar de tuinontwerper Vlaskamp. Het album telt 21 bijdragen uit de periode 1848-1860, waaronder die van de ooms en tantes Beekhuis in Wirdum. Martha Kist schrijft in haar artikel in Gens Nostra 2013 nummer 7/8 over het poesiealbum: ‘Gezien haar afkomst is het mogelijk dat ze de Franse school in Leeuwarden heeft bezocht.’ Wirdum ligt slechts een paar kilometer van Leeuwarden.

Haar neef Doeke Hellema heeft al sinds zijn 17e 'veel sympathie' voor Janke. Tijdens zijn studententijd in Utrecht ziet hij haar als hij in Wirdum is. Daar woont hun gezamenlijke grootmoeder Beekhuis en zijn grootvader Hellema. In de zomervakanties is hij net als Janke in Achlum. Toen hij in 1850 afscheid nam om naar Oost Indië te gaan 'bleef haar beeld hem bij.' Toch is er nooit iets tussen hen uitgesproken, zegt hij. Dat is vreemd en klopt niet helemaal. Hij schreef op zijn 21e een vurig gedicht in haar poësiealbum. Het is dan 1 december 1849 en hij schrijft: 'Aan mijne lieve nicht J.D.Vlaskamp'. Het is een bestaand gedicht dat zo begint: 'Me lieve, wie eeuwig mijn harte behoort!' Het zal echter nog vele jaren duren voor de liefde hardop wordt uitgesproken. 

 

Janke zorgt voor oma

Neef Doeke vertrekt in maart 1850 als officier van gezondheid op Zr Ms de Prins van Oranje in de richting van Curaçao. In oktober van dat jaar komt hij terug. Janke woont nog steeds bij haar grootmoeder in Wirdum. Doeke schrijft: ‘Hoewel mijn verlof niet groot was, moest ik toch naar Wirdum […] vooral om Grootmoeder Beekhuis en hare hulpe, mijne nicht Janke, te ontmoeten.’ 

Daarna vertrekt hij weer, ditmaal naar Oost-Indië. Janke blijft achter en grootmoeder schenkt Janke haar kerkboek. Janke zal jarenlang 'haar trouwe steun en staf zijn'.

 

Doeke komt terug

In 1850 heeft Doeke nog een studieschuld maar vijf jaar later op 15 juni 1855 keert hij terug met ‘een klein batig saldo’. Het schip arriveert in alle vroegte in Hellevoetsluis en Doeke gaat zo snel mogelijk naar zijn ouders. In Achlum stelt Foppe Draisma de Vries hem voor om samen zijn stiefdochters Mette en Janke per rijtuig uit Leeuwarden op te halen. Zou dat als duwtje in de rug zijn bedoeld?  Doeke schrijft over dit tochtje: ‘Toen wij elkander nu weder terugzagen, was ik ontroerd, doch toonde zulks door stilzwijgendheid. Onderweg, in den wagen, sprak ik weinig.’ De nichten vinden hem er vermoeid en vermagerd uitzien. Ondanks vijf jaar op zee lijkt Doeke nog wat verlegen. Hij stort zich al gauw weer op de studie om te promoveren. Dat is omdat hij niet meer naar zee wil.

 

Stiekem verloofd

Pas twee maanden daarna op 16 augustus 1855 komt het ervan. Janke en Doeke verloven zich stiekem 'op het bovenkamertje van Oom Theodorus Beekhuis.' Janke is dan 29 en Doeke net 27 jaar oud. 

Een week later is er een zeilwedstrijd in Sneek. Doeke, Janke en ook haar broer en zussen gaan erheen. Afgemeerd aan een eilandje in het Sneekermeer ligt de boeier van oom Christiaan Beekhuis. Er wordt daar gedineerd maar omdat er te weinig borden, lepels en vorken zijn, moeten de jongeren twee aan twee uit een bord eten 'bij voorkeur de verloofden’. Tja, wat nu. Meer jongeren net als Janke en Doeke waren in het geheim verloofd. Doeke blikt terug: 'Het was laat, toen wij te Sneek terugkeerden en het was nacht toen we weder te Achlum kwamen.'

 

Het overlijden van grootmoeder

Janke heeft jarenlang voor haar oma in Wirdum gezorgd. Janke is handig en vlug in de huishouding volgens Doeke. Begin mei krijgt hun beider grootmoeder meer last van een oude kwaal. Het 'borstwater' (vocht in de longen) belemmeren het ademen en op 7 mei 1856 overlijdt Janke Diderika Cloeck. Ze was helder tot het einde.

Grootmoeder was zeer geliefd bij haar kinderen en kleinkinderen. Niet alleen Janke maar ook Doeke heeft er verdriet om want hij hield veel van haar.

Een paar maanden later ontvangt Janke Vlaskamp een ring als blijk van waardering 'voor de goede diensten en liefdevolle zorg, waarmede zij hare Grootmoeder zoovele jaren had ter zijde gestaan', staat te lezen in het Familiealbum Beekhuis.

's Avonds na de uitvaart van oma maken Doeke en Janke hun verloving aan de familie officieel bekend. In Leeuwarden zoeken ze trouwringen uit en kort erna gaat Doeke alweer aan het werk in het Marinehospitaal in Den Helder.

 

Nog een jaar wachten

In augustus dat jaar zijn ze allebei in Achlum. 'Een heerlijke tijd voor ons beiden', vindt Doeke. Hij slaapt bij zijn ouders in de pastorie en Janke logeert in het huis ernaast bij haar moeder Aleida en stiefvader Foppe. Eind augustus keert Doeke terug naar het hospitaal waar hij wordt aangesteld als arts en leraar. Janke is in september 1856 uitgeschreven uit Wirdum en ingeschreven in Achlum. Toch is ze in deze lange verlovingstijd meestal bij haar oom en tante in Buitenpost. Oom Christiaan Houdijn Beekhuis is daar notaris en zijn veel jongere vrouw Geesje Feddes is schrijfster. Dat moet interessant geweest zijn voor Janke want Geesje heeft heldere feministische standpunten, te lezen in haar latere brochure: 'Gelijk recht voor allen!', dat gaat over de ongelijkheid in de huwelijkswetgeving. Geesje vergelijkt de rol van de vrouw in het burgerlijk huwelijk met een toestand van 'slavernij'. (‘De misdadiger is slechts tijdelijk gekerkerd, het verkochte meisje kan op vrijkooping hopen, voor de gehuwde vrouw geene uitkomst dan de dood!')

Doeke is ondertussen druk met promoveren. Hij werkt overdag in het hospitaal, keert dan terug naar zijn hut op een marineschip en schrijft daar tot 2, 3 uur ’s nachts aan zijn proefschrift. Op 25 juni 1857 telegrafeert hij trots naar zijn vader ‘de promotie is geheel naar wensch afgeloopen. Ik kom zaterdag met de boot, Doctor Hellema.' Twee dagen later is hij op weg naar Achlum en weer even terug te zijn ‘in den kring der familie en mijne beminde Janke’.

 

Voorbereidingen

Ondertussen wordt met stiefvader Foppe Draisma de Vries over de zakelijke kant van het huwelijk gecorrespondeerd. In die tijd mochten weduwen en ongehuwde vrouwen zelfstandig voor hun zakelijke belangen opkomen maar getrouwde vrouwen mochten dat alleen met instemming van hun echtgenoot. Stiefvader Foppe regelde daarom voorafgaand aan het huwelijk de zakelijke belangen van Janke. Ze zal op huwelijkse voorwaarden trouwen en haar vermogen blijft van haar. Op 11 augustus 1857 wordt in Franeker een volmacht opgesteld. Foppe krijgt het beheer over Jankes vermogen van 5000 gulden. Janke heeft recht op 4,5 procent rente per jaar, Foppe is persoonlijk aansprakelijk en zijn bedrijf is onderpand. Het bedrag mag Janke op elk moment opeisen. Klinken de ideeën van Geesje Feddes er in door?

De akte laat niet aan duidelijkheid te wensen over. Je zou verwachten dat er geen problemen van komen. Toch zal dat dertig jaar later wel het geval zijn. Wat ook opvallend is dat ze pas dertig jaar later, na het overlijden van Foppe haar geld wil. Ze leeft liever zuinig en houdt dit geld achter de hand.

 

Op 11 juli 1857 meldt Doeke dat hij per 1 september een huis huurt aan de Hoofdgracht in Den Helder en Janke kan zich gaan voorbereiden op de overtocht. Doeke regelt de meubels: een ijzeren ledikant, een commode, drie tafels, tien mahoniehouten stoelen waarvan twee met leuningen, zes stoelen van kersenhout, vier stoelen met ‘Spaanse zittingen’ en verder nog glas- en aardewerk, een kookkachel en kachels voor verwarming van de huiskamer en slaapkamers.


Doeke is nogal gehecht aan de familie en maakt zich nu al zorgen over Janke. Hij schrijft 6 september 1857 aan zijn vader: 'Waar toch vindt men hetgeen nabij komt aan den vertrouwelijke omgang met ouders, broeders en zusters? Ik vrees dat het mijner Janke in dit opzigt deerlijk zal tegenvallen, zij die gewoon is zich steeds te bewegen onder personen die door bloedverwantschap haar dierbaar zijn en vertrouwen inboesemen!'

 

Het huwelijk

Op 7 oktober 1857 worden de huwelijkse voorwaarden getekend en een dag later is het eindelijk zover. De 31-jarige Janke en de 29-jarige Doeke trouwen in het gemeentehuis van Franeker. Een paar uur later zegent Doekes vader, dominee Hendrik Hellema in Achlum hun huwelijk in. Haar geliefde broer Willem Vlaskamp is de spil van de feestelijkheden. Op de pannenfabriek van Jankes stiefvader Foppe wapperen op de trouwdag een groot aantal vlaggen.

 

Vertrek uit Friesland

Na de bruiloft blijven ze nog in de Achlumer pastorie, evenals de meeste logeergasten trouwens. De beide moeders Magdelt en Aleida willen niet nog dat het jonge paar meteen vertrekt. Drie dagen later stapt het paar mét ouders, zussen en broers in drie rijtuigen en rijden samen naar Harlingen tot aan de boot. Daar zwaaien de families Janke en Doeke uit. Janke was nooit eerder ‘overzee’ gegaan. Doeke schrijft: 'Ze zat nu in het huwelijksbootje en vol vertrouwen aanvaardde zij de reis.' Het wordt een korte huwelijksreis. Vanuit Achlum gaan ze naar Leiden en op 13 oktober naar Amsterdam waar ze logeren in Hotel Rondeel. Ze bezoeken de dierentuin en vertrekken in de namiddag per stoomboot naar Alkmaar en vanaf daar per ijzeren schuit naar den Helder, waar ze midden in de nacht aankomen en de dienstbode Anna Winter hen opwacht.

 

Een nieuw begin

Het wordt een kort nachtje want om 08.00 uur vertrekt Doeke alweer naar het marinehospitaal. Als hij een paar uur later terugkomt, is alles op orde ‘want de nieuwe huisvrouw had zich terdege geweerd met hare meid.’ Hij schrijft: ‘Voor Janke was alles vreemd en later, jaren later, berouwde het mij, dat wij alleen tot studeren ons bepaald hadden.' Na een maand of twee zijn ze gewend aan de nieuwe situatie. Ze leven stil en huiselijk. Kan ook niet anders vanwege hun krappe budget. De ‘blauw gazen gordijnen’ worden door Janke zelf genaaid. Ze werkt er weken aan. De luiken gaan pas open als het naaiwerk is gedaan. Ze zijn klaar om bezoek te ontvangen. Doeke kent een aantal zeeofficieren. Hij schrijft: 'Het was voor mijn jonge vrouw een zaak van gewicht, toen de vrienden en kennissen van mij ons kwamen bezoeken, en zij een tal van vreemde heeren en dames in hare eigene woning ontving. Gelukkig waren enkele voor haar geene onbekenden meer. Later begrepen wij, dat velen ons bezochten uit nieuwsgierigheid, niet alleen om te weten hoe het jonge Mevrouwtje er uit zag, doch ook om den inboedel te inspecteeren; en allen hebben kunnen zien dat het uithangbord eenvoudig is.’ Vanuit Achlum wordt elk jaar proviand opgestuurd. Doeke: 'het was alsof wij op een onbewoond eiland zaten.’ Aardappelen, boter, kaas, groenten en manden vol met de heerlijkste appelen en peren ontvangen ze. Het fruit komt uit de boomgaard van Doekes vader dominee Hendrik Hellema.

 

Zwangerschappen

In april 1858 krijg Janke een miskraam. In augustus steken ze de Zuiderzee weer over op weg naar Achlum. Janke wordt behoorlijk zeeziek, iets waar ze altijd last van blijft houden. In september en oktober komt Mette de zus van Janke acht weken logeren in Den Helder, Janke is dan opnieuw zwanger. In februari 1859 wordt de wieg in orde gemaakt. Jankes moeder Aleida arriveert en na een week wordt op 11 april Magdeltje Hendrika geboren. Het is een voorspoedige bevalling en het kindje komt 'welgemaakt van lijf en leden ter wereld'. Helaas wordt ze een maand later ziek, ze heeft last van wondroos en infecties. De baby krijgt kruidenbaden en knapt weer op. Natuurlijk zijn ze in de augustusmaand weer in Achlum. Doeke is stapel op z’n dochtertje: ‘Magdeltje heeft haar eerste tandje, groeit goed. Een lief molletje.’ Hij vervolgt even later: ‘We gaan weinig in de wereld, zooals men zulks noemt, zitten veelal ’s avonds in het achterkamertje bij een spaarlampje te werken, Janke met naaiwerk, ik met studiewerk.’ In mei 1859 schrijft Doeke dat hun Magdeltje zo mooi is in haar hemelsblauwe jurkje en dat Janke weer zwanger is. In juli vat hij in één alinea hun leven van dat moment samen:

‘Ik krijg het ridderkruis van de Eikenkroon. Onze Magdeltje is levendig en vlug. Wij alle drie verlangen naar het stille Achlum.’

 

Gelukkige ouders

Vanuit Achlum maken Janke en Doeke een tocht naar Groningen, Magdeltje blijft in Achlum bij oma Hellema. Na vier dagen zijn ze terug maar Magdeltje doet zoals veel peuters doen: ze klampt zich vast aan de hals van haar grootmoeder en wil even niets meer van haar ouders weten. Later meldt Doeke: ‘Onze Magdeltje wordt hoe langer hoe ondeugender. Zij is bizonder opmerkzaam, het is jammer dat zij nog niets aan de spraakkunst doet.' En ‘Onze Magdeltje wordt net een ondeugende jongen, zoo levendig, zoo dartel, zoo dik, een engelenkopje! De meeste meenen dan ook dat het een jongen is.’

Op 27 november 1860 wordt Gerrit Foppe, geboren, vernoemd naar Jankes vader Gerrit Vlaskamp en haar stiefvader Foppe Draisma de Vries.

 

Ziekte in de familie

In 1860 wordt Jankes broer Willem ziek. Haar moeder Aleida heeft last van zwelling en halfzus Baukje zorgt veel voor moeder. In januari 1861 schrijft Doeke over hun zieke peuter Magdeltje: ‘klieraanzwellingen aan hoofd, hals, dijen doch wordt weer beter, slaapt beter. Lauwe baden met zeewater. Ik heb nog al een goed vertrouwen dat zij eerlang zal gaan spreken, en overtuig mij zelven, dat zij kan hooren.’ Ondertussen groeit Foppe als kool. In augustus wordt Magdeltje onderzocht door dokter Swaagman. Hij constateert dat aan weerskanten het middengehoor ontstoken is, ze heeft verdikte trommelvliezen. Doeke beseft dan pas echt dat Magdeltje doof is. ‘Eene verschrikkelijke waarheid. Zielsbedroefd keerde ik terug.' Janke wist het al veel langer.

 

Verjaardag Janke

In 1862 wordt Janke zesendertig. Op haar verjaardag krijgt ze veel bezoek. Dochter Magdeltje is bijna vier. 'Makketje was reeds nu in haar kracht, zich te goed doende aan taartjes en rosijnen.'

 

Dood en leven

Eind 1862 wordt hun derde kindje Hendrik Doeke geboren. Een jaar later heeft Janke weer een miskraam. In april 1864 heerst er kinkhoest. Op 28 april 1864 schrijft Doeke met weinig woorden een dramatisch bericht: ‘Ten 1 uur is onze Hendrik Doeke van ons weggenomen,’ en een dag later: ‘Wij hopen langzamerhand te leren berusten, in onze smart. Hopen dat de beide andere kindertjes, onze lievelingen, bewaard mogen blijven’, en op 8 mei: 'Wij komen wat tot kalmte. Janke gaat voort met de schoonmaak.' Op 10 december van dat jaar heeft Janke opnieuw een miskraam. ‘Maar niet zo erg als een jaar geleden.’ Eind mei 1865 is Janke opnieuw in ‘ingezegenden toestand'. en op 25 november 1865 wordt Aleida Janke Diderika geboren. In februari schrijft Doeke op dat er een foto is gemaakt van de slapende Aleida. Helaas is onbekend of er nog een afdruk van die foto bestaat.

Janke en Doeke zijn druk met hun bezigheden in de huishouden en in het werk. Ze vinden ‘visites ontvangen en brengen, allervervelends’ en besluiten om ‘de zondagavonden voor ons zelven te houden.’ Een tijd later worden ze lid van het concertgezelschap Apollo.

 

Opnieuw kinkhoest

Op 18 januari overlijdt Jankes moeder. Een maand later op 17 februari 1867 bezwijkt hun dochtertje Aleida, ook zij sterft net als baby Hendrik Doeke aan kinkhoest. De ouders van Doeke komen over om hen te troosten. Toch zal het verdriet zeer gevoelig blijven. Terwijl Doeke soms flink kan uitweiden in zijn autobiografie over ziekte en verdriet, is vrijwel niets terug te lezen over de dood van hun twee jongste kindjes. In de 19e eeuw waren pokken, mazelen en kinkhoest de belangrijkste oorzaken van kindersterfte. Aan het eind van dit jaar overlijdt ook nog Jankes enige broer Willem Vlaskamp. Doeke noteert op 29 december: 'Het jaar 1867 was voor ons een droevig jaar. Onze lieve, dierbare Moeder Daatje, ons aanvallig lief kindje, onze liefste Aleida, onze beste broeder Willem Vlaskamp, zij zijn ons in dit jaar ontvallen. Met droefheid staren wij die lieve dooden na.’

 

Weer naar Achlum

Na dit heftige jaar gaat het niet zo lekker in Den Helder. Doeke loopt het rijtje af: ‘Met onze gezondheid is het zoo, zoo. De kinderen zijn bleek; de arm van Janke niet beter, ik heb dikwijls hoofdpijn en duizelingen, Magdeltje heeft spiertrekkingen.’ In heel Europa is het brandend heet, men schrijft 'alsof de aarde in brand staat.' Overal is gebrek aan drinkwater. Op 7 augustus 1868 gaat het gezin weer naar Achlum. Een maand later keren ze terug maar reizen over Amsterdam, waar een bezoek aan Artis wordt gebracht. Doeke: 'Zonder twijfel waren wij door ons verblijf te Achlum versterkt.' Van haar zoon Foppe zijn de verjaardagsbrieven uit 1869 en in 1873 bewaard gebleven.

 

Janke wordt ziek en Doeke is druk

Begin november 1869 weet Janke dat ze opnieuw zwanger is maar op 26 november telegrafeert Doeke naar Achlum dat Janke hoogst gevaarlijk ziek is. 'Vreeselijke nacht, vreeselijke voormiddag. Kampher brandewijn en warme bouillon brachten haar eindelijk bij [...] Mijne lieven vrouw heeft op ’t eind van ’t jaar op den rand van het leven gestaan.' Eind december is Janke weer gekleed en kan ze visite ontvangen. Het moet een miskraam zijn geweest want over de zwangerschap wordt niet meer gesproken.

Het werk van Doeke loopt niet altijd even lekker, Hij raakt wat vaker geïrriteerd, voelt zich miskend en heeft het druk.  ‘Magdeltje is weerbarstig. Mijne Janke lijdt er onder. Onze lieve jongen is onze hoop en troost.’ In september 1871 verhuizen Janke en Doeke en een ander huis dat beter bevalt. 

 

Doeke gaat de wereld rond

In 1873 wordt Doeke gepasseerd voor een promotie. ‘Dit kwelt mij gedurig, doch mijne Janke troost mij op verstandige wijze.’ Doeke weet dat hij pas promotie krijgt als hij als marinearts een zeereis maakt. Maar daar heeft hij helemaal geen zin in. Toch gaat hij om en licht toe: ‘Janke heeft de doorslag gegeven. Zij is eene heldin! Zij heeft mij in alles gesteund.’ Zijn vader schrijft: ‘Uw pas ontvangen brief heeft ons diep getroffen en ontroerd. Dat uw besluit oorzaak worde voor groot verblijden. Uwe en onze Janke heeft zich betoond, als van een heldhaftige geest bezield te zijn.’ Het betekent dat Janke er ruim een jaar alleen voor zal staan. En dat haar man om de Kaap zal gaan, een reis die niet zonder risico’s is. Op 12 oktober 1874 vertrekt Doeke met de Curaçao, een enorm marineschip met zeil en stoomvermogen, klaar voor een lange reis waarbij alle belangrijke wereldhavens worden aangedaan.

 

Doeke komt veilig thuis

Tijdens de reis worden heel wat afgeschreven. Doeke schrijft 35 brieven aan Janke. Zij schrijft er 30 aan hem. Janke schrijft er 26 aan haar schoonouders en krijgt er 32 weer terug. Ondertussen maakt Doeke veel aantekeningen die hij later verwerkt tot een boek. Al tijdens de reis komt het bericht van de zo gehoopte promotie tot dirigerend Officier van Gezondheid. Ruim een jaar later op 8 november 1875 komt Doeke ’s avonds om 8 uur weer in de haven aan. 'Een oogenblik later was ik met mijne vrouw en kinderen weder verenigd en hadden het samen doorstane leed vergeten door de thans vreugde volle hereeniging!' Vlak daarna reizen Janke en Doeke door naar Achlum om met z’n tweeën hun ouders te bezoeken. De kinderen blijven thuis bij ‘de trouwe meid Jane van Rijn’. Als hij in december ook nog eens wordt benoemd tot Ridder van de Nederlandse Leeuw is Doeke helemaal tevreden.

 

Een rustige periode

Het werk van Doeke verloopt daarna zonder problemen, een vriendin van Janke, Catharina Lamping komt een tijd logeren en in de zomer vertrekken ze met z’n allen weer naar het geliefde Achlum. In 1877 zal dat voor het laatst in de pastorie zijn want het jaar erop overlijdt de moeder van Doeke. Zijn vader verlaat de pastorie en trekt in bij zijn zoon Willem in Dantumawoude. Daarmee komt niet alleen een einde aan de logeerpartijen in de pastorie maar ook aan de appels en peren uit de boomgaard. Ondertussen gaat het goed met de studie van Foppe. Hij studeert medicijnen in Leiden en woont op kamers. Wel heeft hij soms last van wat we nu ‘depressies’ noemen. Magdeltje blijft wat driftig van aard maar heeft ondertussen wel een flink aandeel in de huishouding. 

 

De kinderen zijn groot en Doeke stort in

Op 8 oktober 1882 vieren ze hun 25-jarig huwelijk. Doeke schrijft: 'Wij hebben dien dag stil met ons drieën doorgebracht, zoo eenvoudig mogelijk, zonder uiterlijk feest-vertoon, met inwendige dankbare herinnering aan het lief en leed sedert 25 jaar gedurende ons huwelijk. Dus geheel anders dan de meeste menschen hun jubilé vieren. Op mijn verzoek was Foppe zelfs te Leiden gebleven. Hij zond ons een gevoelvollen brief met eenige eigengemaakte dichtregelen.' Doeke citeerde uit Foppe's brief: 'Ik kom zelf niet, volgens uw wijs verlangen, doch zend u dezen om U beiden met uw jubilé te feliciteren, met eenige zelfgerijmde dichtregelen; met Magdeltje zullen wij U een blijvend aandenken aanbieden.' Vader Doeke voegt tussen haakjes toe ('zilveren thee-pot en stoofje').

Dit 'stoofje' was in 2022 nog steeds in familiebezit. De theepot was echter verdwenen, waarschijnlijk al sinds het overlijden van Magdeltje in 1926. Dankzij de inscriptie is het recent boven water gekomen (zie foto) zodat stoofje en theepot nu weer een geheel vormen.

Aan het eind van 1882 schrijft Doeke nog: ‘Over het geheel heb ik thans niet te klagen en zijn wij met ons vieren vrij goed.’ Maar kort daarna stort hij totaal in. Janke schrijft 16 januari 1883 aan haar schoonvader: ‘Doeke heeft hoofdpijn, kan haast niet lezen.’ In maart schrijft zoon Foppe: ‘De spraak is gebrekkig, lezen en schrijven niet doenlijk; het loopen is wankel. Pa is dommelig, ’s avonds wat beter.’ In april schrijft de vader van Doeke aan Janke: ‘Doeke moet niet neergedrukt zijn. Hij moet bedenken hoezeer hij groote voorrechten bezit.’ En Janke antwoordt: ‘Voor een paar dagen weer bezwijming, zelfs den geheele dag bewusteloos.’

 

Van Den Helder naar Leiden

Haar zusje Mette schrijft: ‘Uit uw brief vernemen wij dat de toestand van Doeke wat beter is, doch dat hij zeer zwaarmoedig blijft. Als Doeke gepensioneerd wordt, en gij te Leiden komt wonen, dan is het toch zoo slim niet, als Doeke maar in leven blijft en zachtkens aan verbetert.’ En zo zal het gaan. Doeke, Janke en Magdeltje verhuizen in augustus vanaf de Loodsgracht 81 in Den Helder naar Leiden en Foppe komt weer bij hen wonen. In september wordt Doeke opgenomen in het ziekenhuis. 'Ma kan daardoor nu eindelijk eens rustig slapen,' zegt Foppe. Hij gaat met zijn moeder naar Amsterdam, waar Janke zich bij de tandarts van een volledig kunstgebit laat voorzien.

Een jaar later schrijft de gepensioneerde Doeke weer brieven, hoewel nog slordig en met schrijffouten. Hij noteert: ‘Mijne trouwe gade, gesteund door haar lieven, verstandigen zoon, die den moed op mijne beterschap nooit verloren, hebben mij door hun vertrouwen, door de onovertroffen zorgvuldige verpleging gered!’ Doeke herstelt volledig. Hun zoon Foppe noteert vele jaren later: 'Groot en kloek van gestalte en gezond van gestel, heeft mijn vader in de bloei zijner jaren blijk gegeven van grooten geestkracht en werkzaamheid, zoowel in de huislijke, als in de maatschappelijker samenleving.' 

 

Rustig leven

Na de ziekte van Doeke in 1883 gaat alles z’n gangetje. Ze leven rustig en eenvoudig. Tot hun grote opluchting is Foppe in de zomer van 1886 geslaagd voor zijn artsenexamen na een studietijd - met onderbrekingen - van 8 jaar. Zijn dissertatie schrijft hij vlot want in mei 1887 is hij gepromoveerd. Doeke schrijft: 'Sedert wij naar Leiden verhuisd zijn in eene naar onze positie vrij nederige woning, Korte Mare 7, is hij (Foppe) bij ons blijven wonen en heeft onze woning, ons zijn zeer aangenaam gemaakt. Onze uitspanningen, behalve de uitstapjes naar de familie, waren grootendeels de wandelingen in den naaste omtrek.'

In 1887 verhuizen ze van de Korte Mare 7 naar de Oude Singel 20 in Leiden. Een schitterend huurhuis met een mooie tuin. Doeke heeft echter geen huurcontract afgesloten en de eigenaresse is al oud...

Doeke leeft zich uit in tuinieren en maakt een paradijsje van de tuin hoewel hij toegeeft dat Janke (die de kleindochter is van de hortulanus Arend Vlaskamp) meer van planten afweet dan hij. 

 

Kleinkinderen

Zoon Foppe trouwt met Christina en ze zijn dol op hun schoondochter. Niet veel later komen er drie kleinkinderen. Het jongste meisje wordt naar Janke vernoemd: Janke Diderika Aleida en ‘oma Janke’ houdt haar ten doop. Regelmatig komt Foppes gezin langs, familieleden komen logeren en kennissen zoeken hen op. Doeke: ‘Wij leven zeer teruggetrokken, rustig en kalm. In den zomer wonen we de concerten van de buitensociëteit van Amicitia bij.’

 

Magdelt zorgt voor onrust

De dove Magdeltje blijft thuis wonen. Zover mogelijk gaan Janke en Doeke door met de lessen aan hun dochter. Janke is haar tolk zodat Magdeltje kan volgen wat het bezoek te vertellen heeft. Vader Doeke schrijft over zijn dochter: ‘Onze Magdeltje, nu bijna 31 jaar oud, blijft voor ons eene groote zorg. Het is voortdurend onze taak te blijven arbeiden aan de ontwikkeling van haar verstand; aan de verbetering van haar spraak en afzien; aan het afleeren van sommige gewoonten; en hebbelijkheden, het ten goede wijzigen van haar driftigen, oploopenden aard. In onze huishouding is zij zeer handig, in vele opzichten een uitstekende hulp, vooral voor hare Moeder.'

 

Bedevaart

In 1890 maken Janke en Doeke met hun dochter een soort bedevaart naar Achlum, naar de graven van hun ouders. Ze bezoeken familieleden waaronder Jankes halfbroer Arjen Draisma de Vries. Hij nodigt hen uit om een glas wijn met hem te drinken. Dat betekent veel voor hen vanwege eerdere onenigheid over geld. Jankes vermogen werd beheerd door haar stiefvader Foppe. Janke had na diens overlijden in 1887 recht op een bedrag van 6535 gulden, iets dat de erfgenamen van Foppe op dat moment slecht uitkwam. Helaas wordt het contact met haar halfzus Baukje niet hersteld omdat de man van Baukje dit verbiedt. Tenminste, dat is volgens Doeke het verhaal. 

Het geld is een tijd later toch uitgekeerd. Gelukkig maar want hun huurhuis aan de Oude Singel komt op de veiling. De eigenaresse is overleden en de erfgenamen willen het huis verkopen. Omdat Doeke en Janke geen huurcontract hebben, is er maar een optie en dat is bieden. Ze kopen het huis voor 8.050 gulden, grotendeels gefinancierd met het geld van Janke. 

 

Huisje, boompje, beestje

Als Doeke 62 jaar wordt, verzucht hij: ‘en toch gevoel ik mij nog zoo jong, en mijne lieve wederhelft deed mij voor zichzelve dezelfde bekentenis!'

Steeds meer Leidse hoogopgeleiden gaan in de zomer op vakantie maar Janke en Doeke niet. ‘Wij gevoelden ons het best in onze goede woning en in de nabijheid van onze kinderen, en steeds rustig bezig zijnde, en nog al veel wandelende, als gezondheidsmaatregel.’ Volgens Doeke voelt Janke zich gezond en opgeruimd. ‘Bij daglicht ben ik gewoonlijk bezig met het een en ander in huis en hof en straat, en zit ik bij lamplicht liefst ’s avonds naast mijne wederhelft en dochter te lezen.’ Maar terwijl Janke en Doeke een zeer rustig leven leiden, is de maatschappij in woeliger vaarwater terecht gekomen. Doeke noteert daarover: ‘De gedrukte toestand van handel en industrie, de toenemende armoede, ook al ten gevolge werkstakingen in de mijnen en andere centra van industrie, in geheel Europa is de oorzaak wat men noemt: de sociale quaestie. Er komen teveel menschen, en de strijd om ’t bestaan wordt gaandeweg grooter.’

 

Oude contacten in Wirdum

Janke en Doeke gaan naar haar oom Theodorus Beekhuis in Wirdum, de oom met wie Janke vroeger veel omging. Ze verlangt ernaar om hem nog eens te zien. Met Jankes eigen gezondheid gaat het goed schrijft Doeke: ‘Mijne lieve vrouw houdt zich goed, doch moet, door haar licht bewogen constitutie, zeer voorzichtig zijn.’ In mei 1900 overlijdt plotseling Jankes vriendin Catharina Lamping na een ongelukkige val. Catharina is net als Janke in Wirdum opgegroeid. Ze heeft in die tijd ook een vers geschreven in Jankes poesiealbum.

Een tijd later komt haar zus Jansje in Leiden logeren en ook een broer van Doeke. Familie en oude vrienden blijven heel belangrijk in hun leven hoewel dat ook praktische redenen heeft. Doeke heeft geen collega’s meer en volgens hem is het daardoor lastiger nieuwe sociale contacten te leggen, ook in verband met hun dove en wat onaangepaste dochter Magdelt.

 

Janke gaat achteruit

In 1901 schrijft Doeke dat ze op 19 maart in Voorschoten gaan koffiedrinken. ‘Onze kleinzoon Duco Hendrik was jarig, nu 9 jaar. Hij wordt een flinke jongen. In deze maand is het weer koud en guur, regen en wind. Mijne Janke gaat niet uit, behalve een enkele maal per rijtuig want zij heeft al maanden lang last van haar linker heup.’ En even later ‘Janke ziet ieder jaar meer tegen den schoonmaak aan.’ Ze heeft regelmatig last van haar maag. Op haar 77e verjaardag voelt Janke zich weer een stuk beter en ze nodigt Foppe met zijn gezin uit voor het diner. Ook komen er in de namiddag enkele vrienden om haar te feliciteren. 'Toch was zij vermoeid toen het volkje ten 8 uur vertrok.’ Het zal Jankes laatste verjaardag zijn.

 

Haar laatste dagen

Op 20 maart voelt Janke zich weer niet lekker. Doeke: 'Als ik mij goed herinner hebben wij ’s avonds vrijdag 20 maart, nog gedomineerd met ons beiden.’ Dat doen Doeke en Janke al 25 jaar. Elke avond een half uur lang domino spelen, ‘om ons voor den slaap voor te bereiden. Telkens was zulks voor ons beiden een genot zulks samen te doen!’

Maar het gaat snel bergafwaarts. Vier dagen later overlijdt ze in het bijzijn van haar gezin. Haar man en dochter Magdelt zijn wanhopig. Hij vraagt zich af: ‘Hoe is het mogelijk? Dat den toestand van mijne, boven alles dierbare Vrouw, mijne teeder beminde Janke, niet in tijd heb begrepen? Ja, sedert lang, haast onmerkbaar, namen hare krachten af, weinig eetlust, slechte nachtslaap, zwaarmoedigheid, terwijl zij vroeger doorgaans opgeruimd was!'

'Sedert jaren heb ik, als het in mijn bereik was, alles gedaan om hare krachten te steunen, Magdeltje en ik beijverden ons om de lieve Moeder en Gade te ontlasten van hetgeen Haar moeielijk viel. Haar laatste verjaardag stelde ik voor om de beide benedenkamers tot slaapkamer in te richten, doch dat wil zij niet. Als wij ’s avonds naar onze slaapkamer gingen en ik nog even in mijn kamer ging om de lessenaar te sluiten, dan zat zij gewoonlijk tegen de trap mij op te wachten.'

Hij besluit de beschrijving van haar overlijden met deze zin: ’Zoo is mijn Engel, mijn beschermengel, mijne betere helft, heengegaan, en met mijne kinderen en kleinkinderen betreuren wij de Dierbare vrouw en moeder en grootmoeder, de liefhebbende vrouw voor wie alles zachtheid en liefde was….!’

 

En dan

Een half jaar na de dood van Janke regelt Doeke de nalatenschap. Hoewel Janke en Doeke elkaars erfgenaam waren, wil hij toch al een deel aan de kinderen uitkeren. Kennelijk is er zeer spaarzaam geleefd want er is nogal wat vermogen opgebouwd. Janke en Doeke hebben hun dochter Magdelt in de loop der tijd 12.000 gulden toebedeeld. Het is bedoeld 'als equivalent van de studiekosten van Foppe en voor hare goede diensten aan hare ouders een reeks jaren bewezen.' Mogelijk is het ook bedoeld om haar toekomst veilig te stellen. Daarnaast heeft ze nog recht op het erfdeel van haar moeder. 

In de dertig pagina’s die in zijn autobiografie nog volgen, schrijft Doeke telkens weer over zijn gevoelens van heimwee naar Janke. Een 'lieve blijmoedige, vrome, intelligente, godsdienstig ontwikkelde en werkzame vrouw,' zo omschrijft hij haar. Dat zegt wat over Janke maar nog meer over zijn liefde voor haar. Janke heeft een echtgenoot gehad die haar intens liefhad. In 1907 overlijdt ook Doeke. In de rouwadvertentie staat: 'Heden overleed na een kort ziekbed onze beste vader, behuwd vader en grootvader dr. D. Hellema ... in den ouderdom van 78 jaren.'

Nog datzelfde jaar wordt hun huis aan de Oude Singel 20 in Leiden voor 6107 gulden verkocht, door de nieuwe eigenaar afgebroken en in 1912 herbouwd.

Janke, Doeke en later ook hun dochter Magdelt zijn begraven in Leiden op de begraafplaats Groenesteeg.

 

Lees meer over

Klik hier voor

<< terug

 

Haar  jong overleden vader  Gerrit Vlaskamp was de huisdokter in het Fries Wirdum.

 

Eerbewijs van zedelijk gedrag en vlijt van de 14-jarige Janke  Diderika Vlaskamp van de onderwijzer meester Evert de Haan in Wirdum.

 

Janke krijgt in 1850 het kerkboek van haar oma Janke Diderika Cloeck uit Wirdum.

 

Dit borduurwerkje is van haar tante Beekhuis-Keizer. Daarbij hoort dit vers van oom Theodorus Beekhuis uit Wirdum die na het overlijden van haar vader Gerrit Vlaskamp 'als een tweede vader' voor haar was.

'Pluk menig roosje op uw pad!

Draag lang ze op uw Kroon!

En verder nog dan 't rozenblad

Zij 't innerlijke Schoon!

De bloem verwelkt, haar Kleur verschiet,

Maar 't zieleschoon duurt voort.

't Zijn eed'le vruchten, die het biedt,

In dit en beter Oord.

De vriendschap door dat Schoon gesierd,

Zij d' onze, lieve Nicht!

En zoo ze soms maar kort hier tiert

Zij gloort van reiner Licht!'

oom Theodorus Beekhuis, dokter in Wirdum

 

stiefvader Foppe Draisma de Vries, dakpannenfabrikant in Achlum

 

Geesje Feddes met kind, echtgenote van haar oom Christiaan Houdijn Beekhuis.

 

Haar man en neef Doeke H Hellema 

 

Handtekeningen onder de huwelijksakte

 

Gasten bij het huwelijksdiner:
- Foppe Draisma de Vries
- Aleida  Beekhuis
- Hendrik Hellema
- Magdelt  Beekhuis
- Christiaan Houdijn Beekhuis, Geesje Feddes en zoontje Willem
- Mettje Vlaskamp en Wybe Lolcama
- Willem Vlaskamp  en Catherina Damsté
- Jans Vlaskamp en Wopke Osinga
- Willem Hellema
- Wieger Hellema en Martha  Beekhuis Damsté
- Janke Hellema
- Lyze Hellema
- Jan Steven Cloeck Hellema
- Grootmoeder Draisma
- Baukje Draisma de Vries
- Arjen Draisma de Vries
- Verder nog twee neven en een nicht uit de familie Beekhuis
- Martinus Bergema

 

Marinehaven Nieuwediep In Den Helder rond 1850

 

Bezoek aan Artis (tekening apenhuis Artis 19e eeuw)

Dochter Magdeltje is geboren.

 

Janke, Doeke en hun baby Magdeltje

 

Aangifte van dochter Magdeltje

 

Zoon Gerrit Foppe is geboren.

 

Heden overleed onze jongste Lieveling, HENDRIK DOEKE, oud bijna 1 1/2 jaar.

 

Janke Diderika Vlaskamp 1865.

 

de dove dochter Magdeltje en haar broertje Gerrit Foppe

dochter Magdeltje

 

Jankes moeder Aleida (Daatje) Beekhuis

 

Mevrouw HELLEMA VERLANGT 1e OCTOBER A.S. EENE DIENSTBODE, die goed met de was kan omgaan. 

21 augustus 1872

 

dochter Magdeltje

 

Nieuwediep rond 1873

 

Met dit schip vaart Doeke de wereld rond.

 

Haar man Doeke laat zich in mei 1875 fotograferen in San Francisco en stuurt de foto naar het thuisfront, hij is dan al 7 maanden weg. Doeke is hier bijna 48  jaar oud. 

 

Janke Diderika Vlaskamp rond 1875.

Zilveren stoofje ter gelegenheid van hun 25-jarig huwelijk met inscriptie:

1857 - 8 October - 1882.

 

Het deksel van de theepot is aan de binnenkant gegraveerd: 

Dr D. Hellema en J. D. Vlaskamp - 25 jaar gehuwd 1857-1882 - Aangeboden door hunne kinderen M.H. en G.F. 

Magdeltje en Gerrit Foppe waren toen resp. 23 en 21 jaar oud.

 

Mevrouw Hellema vraagt eene DIENSTBODE (Meid-alleen) niet jonger dan 22 jaren, P.G., fatsoenlijk en flink in haar werk, in een klein gezin, liefst van buiten, van goede getuigen voorzien. Adres: Korte Mare 7. (11 december 1885)

 

zoon Gerrit Foppe met vrouw Christina en kind

 

Hun drie kleinkinderen, Janke, Sophie en Duco Hellema

 

Interieur van hun huiskamer aan de Oude Singel 20 in Leiden, getekend door hun zoon Gerrit Foppe Hellema in januari 1887.

Hij speelde piano en tekende veel. Misschien heeft hij hier de bovenstaande zilveren theepot afgebeeld. Het huis werd na Doeke's dood in 1907 herbouwd.

 

Op begraafplaats Groenesteeg in Leiden zijn Janke Vlaskamp, Doeke Hellema en hun dochter Magdeltje Hellema begraven in keldergraf 189, vak B.