Biografie Pierre Fredrik Erdbrink

  • Pierre is geboren op 27 oktober 1785 te Amsterdam en overleden 7 februari 1819 te Enkhuizen.
  • Hij is de zoon van Gerrit Rudolph Erdbrink 1745-1797 en Pietertje Oosterom 1753-1811.
  • Pierre trouwt op 17 mei 1810 met Vrouwtje van der Velden geboren 17 februari 1775 te Enkhuizen overleden 2 mei 1825 te Enkhuizen, dochter van Pieter Simonz. van der Velden en Dieuwtje van der Hout.
  • Hun kinderen zijn: Gerard Rudolph 1811-1812, Gerhard Rudolph 1815-1885, Pieter 1818-1888.

De jeugd van Pierre

Grootvader Harmanus Erdbrink (1709 - ) is met zijn zonen Gerrit Rudolph en Gerrit Hendrik uit zijn eerste huwelijk vanuit Osnabrück naar Nederland gekomen. Grootvader werd in 1752 poorter in Amsterdam. Het poorterschap gaf het recht om binnen de stadspoorten te wonen en het gaf politieke en economische voorrechten. Deze status was erfelijk maar kon ook worden gekocht.

Grootvader hoorde bij de Lutherse kerk, vernoemd naar de Duitse kerkhervormer Maarten Luther (1483-1546). Door de komst van vele Duitse migranten in de 17e eeuw, groeide deze kerkgemeenschap in Amsterdam.

Ook Pierres ouders Gerrit en Pietertje zijn lid van de Evangelisch-Luthers kerk. Vader tekent in op het boek 'Gedachten over de waarheid van den christelijken godtsdienst' van de theoloog Johann Ernst Schubert. Eind januari 1797 wordt zijn vader in de Lutherse Kerk aangesteld als 'krankbezoeker', een soort assistent van de dominee onder meer belast met vertroosting van de zieken. Vader is als beroep hoofd van een school in de Kalverstraat in Amsterdam.

Pierre Fredrik wordt in Amsterdam geboren en op 18 november 1785 thuis gedoopt. Getuige bij zijn doop is Piërre Fredrik Ribe, opperstuurman van de VOC. Pierre is dus naar hem vernoemd. Hij is de zesde van negen kinderen. Een broertje en een zusje na hem overlijden op jonge leeftijd. 

Pierre krijgt les van zijn vader maar helaas niet voor lang. Vader overlijdt als Pierre elf jaar is. In het begraafboek staat bij het overlijden van vader dat er vijf onmondige kinderen zijn; de jongste is pas twee Als plaats van overlijden wordt vermeld de Keizersgracht bij de Runstraat.

Een paar maanden later wordt zijn moeder Pietertje Oosterom in Amsterdam aangesteld als schrijfster van documenten. Nederland is dan al drie jaar een Bataafse Republiek. In de verhandelingen van de Gemeente Amsterdam najaar 1797 staat dat het gaat om de functie in het 'Committee Algemeen Welzijn van Ceelen-Schrijfster van de Bank van Lening.’ Een ceel is een bewijsstuk zoals een doopceel. Waarschijnlijk waren zijn ouders patriotten die vrijheid, gelijkheid en broederschap nastreefden. 

Op 1 november 1802 is zestienjarige Pierre getuige als zijn oudere zus Maria Agnieta haar zoontje Fredrik thuis laat dopen. In 1813 zal ze Pierre als voogd aanstellen over de dan elf-jarige Frederik Rudolph Pieper. Maria is dan binnenmoeder in het armenhuis in Haarlem.

 

Opleiding

Kort na zijn vaders overlijden gaat Pierre naar de onlangs geopende Kweekschool voor schoolonderwijzers in Amsterdam, opgericht door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. De school wordt geleid door de onderwijzer Ramakers die bekend staat als een goed pedagoog. Pierre is vier jaar 'kwekeling' en wordt al op zijn zestiende ondermeester. Weer vier jaar later, op 28 januari 1806 bericht de Amsterdamse courant dat Pierre met een gepaste toespraak hartelijk afscheid neemt van de school. Hij krijgt een ‘allerloffelijkst’ getuigschrift mee en wordt aangenomen als kostschoolhouder in Enkhuizen, een havenstadje aan de Zuiderzee.

 

Naar Enkhuizen

Rond 1670 ging het Enkhuizen voor de wind. Deze havenstad bezat meer dan de helft van alle Nederlandse haringschepen. Maar door de oorlogen met Spanje, Engeland en Frankrijk, door concurrentie uit andere landen en door gebrek aan investeringen en nieuwe technieken, stortte de haringvangst in. In 1801 schrijft de burgemeester dat in de stad een volstrekte werkloosheid heerst. Dat is de situatie in Enkhuizen als Pierre arriveert. 

In een poging tot verbetering richt het stadsbestuur rond 1800 een Franse kostschool op. Ze adverteren landelijk om ook leerlingen van buiten de stad aan te trekken. Er is een luxueus schoolhuis beschikbaar met een uitgestrekte tuin, bijzonder geschikt om de kostgangers ‘in de uren van uitspanning alle gezonde vermaken te kunnen verschaffen’. 

Uit de notulen van een vergadering van de Commissie van Toezicht op het onderwijs in november 1805 blijkt dat een gesprek met Pierre Fredrik Erdbrink heeft plaatsgevonden. Het bestuur is zeer tevreden. Besloten wordt hem voor te dragen als 'Fransch Kostschoolhouder' met de vermelding dat hij bereid is zich van een bekwaam 'mademoiselle' te voorzien. Mogelijk bedoeld voor het onderwijs aan de meisjes. In april 1806 aanvaardt Pierre deze baan, hij is dan nog geen 21 jaar oud. Hij krijgt later nog andere verzoeken van schoolbesturen, twee keer uit Leiden en ook uit Zwolle maar Pierre weigert en blijft Enkhuizen trouw. Al snel krijgt hij ook leerlingen uit andere steden en zelfs uit het buitenland. De school is voor kinderen tussen zeven en vijftien jaar oud. Frans was een belangrijk vak, net als geschiedenis. Een deel van de leerlingen was intern. In maart 1808 zet hij een advertentie in de krant waarin hij vraagt naar een ondermeester.

 

Een redding door vissers 

Pierre Fredrik Erdbrink houdt op zijn 24e een bevlogen toespraak. De aanleiding was een spectaculaire redding in het voorjaar van 1808 door een groep vissers. Met gevaar voor eigen leven hebben zij zich ingezet om vier drenkelingen te redden wiens kaagschip bij heftige storm was vergaan. Het hoofdbestuur van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen besluit om prijzen en getuigschriften uit te reiken en er een Volksfeest van te maken. Pierre wil graag de uitvoering op zich nemen. Hoe dat verloopt wordt in de Koninklijke Courant van 11 november 1808 beschreven.

 

Zijn huwelijk met Vrouwtje

Pierre staat per 12 oktober 1808 samen met zijn moeder ingeschreven in het lidmatenregister van Enkhuizen. Ze is kennelijk overgekomen uit Amsterdam en bij hem ingetrokken aan de Oude Westerstraat. Heeft ze hem bijgestaan als onderwijzeres? Op enig moment verhuist ze naar de Nieuwe Westerstraat.

De 24-jarige Pierre trouwt met de ruim tien jaar oudere Vrouwtje van der Velden. Zij komt uit een groot gezin en behoort tot de jongsten. Zowel haar grootvader als haar vader zijn voogd bij het armenweeshuis in Enkhuizen. Haar vader Pieter Simonsz. van der Velden is belastinginspecteur en haar broer Simon is secretaris van de stad. Het huwelijk van Pierre en Vrouwtje vindt plaats op 17 mei 1810. 

Aafje de Jongh is een nicht en vriendin van Vrouwtje. Ze schrijft een vers ter gelegenheid van hun huwelijk. Het begint dramatisch met uitleg dat het huwelijk haar herinnert aan haar eigen bruidegom die kennelijk is overleden vlak voor of na het huwelijk. ‘Wierd plotslings ’t echt-altaar herschapen in een tombe, En zonk mijn dierbre vriend, mijn bruidegom in ’t graf.’ Helaas zal de dood ook in het gezin van Pierre en Vrouwtje snel toeslaan.

Het echtpaar woont in de Oude Westerstraat. Twee maanden na het huwelijk  keert zijn moeder vanaf de Nieuwe Westerstraat terug naar naar Amsterdam. Precies een jaar later overlijdt moeder Pietertje Oosterom.

Een week later wordt hun eerste zoon geboren. Broer Simon van der Velden is getuige bij de doop. Helaas overlijdt het kind na zes maanden, het wordt begraven in de Westerkerk, in het graf van de grootouders van Vrouwtje. Er volgen nog twee zonen, die zullen blijven leven. Bij de geboorte van de jongste zoon Pieter is zijn moeder Vrouwtje al 43 jaar oud.

  • Gerard Rudolph 18 juli 1811 - 19 januari 1812 (6 maanden)
  • Gerhard Rudolph 30 maart 1815 - 5 januari 1885 (69 jaar)
  • Pieter 17 mei 1818 - 8 juni 1888 (70 jaar)

De kostschool

In een tijdschrift uit die tijd (‘Bijdragen betrekkelijk den staat in de verbetering van het schoolwezen in het koninkrijk Holland’ 1806-1819) staan zo nu en dan artikelen over de kostschool van Enkhuizen, waarin Pierre Erdbrink wordt genoemd en soms geroemd. Men schrijft dat in deze tijd van verval van het stadje Enkhuizen de onderwijzer zo’n goede invloed heeft, door zijn verstandige, beschaafde en godsdienstige opleiding van de jeugd en de hoop, troost en bemoediging die hij de ouderen biedt. De jaarlijkse presentatie van de lessen en de voortgang van de leerlingen, vindt plaats in de kerk. Er wordt opgemerkt dat de jonge kinderen rond hun onderwijzer huppelen. Pierre werkt aan inzicht en wil dat zijn leerlingen hun sommen begrijpen en in de praktijk kunnen toepassen. Rond 1808 heeft hij 45 leerlingen, verdeeld over drie klassen. Lichamelijke straffen komen op de school niet voor! Het 'schandebord' hangt op een onaanzienlijke en het 'erebord' op een zichtbare plaats. In 1811 krijgt Pierre van de schoolcommissie als dank twee boeken van de vooruitstrevende pedagoog A.H.Niemeijer.

 

Brood op de plank

In 1811 worden op zijn kostschool deze vakken aangeboden: godsdienst, zedeleer, nederduits, frans, engels en hoogduits, lezen, schrijven, rekenen, meetkunde, aardrijkskunde, natuurkunde, geschiedenis, fabelleer of mythologie en boekhouden.

Voor vakken zoals latijn, muziek en tekenen moet apart betaald.

De kosten voor voeding zijn 300 gulden per jaar, een aparte slaapkamer kost 20 gulden, voor het wassen en verstellen van linnengoed rekent de school 29 gulden. Bij intrede krijgt elke leerling een zilveren vork en lepel, zes servetten en zes handdoeken en een kamerpot. 

Pierre wordt na een paar jaar bijgestaan door zijn negen jaar jongere broer Dirk die in 1813 op zijn 18e examen doet als schoolonderwijzer en dan al ondermeester is in Enkhuizen. Het gaat allemaal best goed. 'De Bloeijende school van den Heer P.F. Erdbrink is eene ware weldaad voor deze wel eer zoo aanzienlijke, nu diep vervallene Stad.' (onderwijstijdschrift van 1813)

 

Maatschappelijk actief en sociaal bewogen

Pierre is lid en later voorzitter van het Enkhuizer Departement tot Nut van ’t Algemeen. In 1814, 1817 en 1818 tekent hij het kasboek als zijnde ‘voorzitter’. Hij wordt een bevlogen redenaar genoemd die spreekt over wetenschap, opvoeding en poëzie. Zijn voordrachten gaan over:

  • Vrolijkheid en tevredenheid, beschouwd als wezenlijk genoegen en zedelijke plicht. 
  • Over de zintuigen der Insecten. 
  • Over het nut der bergen voor den aardbewooner. 
  • De schoonheid van de winter. 
  • Betoog dat het beschouwen van de natuur, een goede invloed heeft op onze zedelijkheid. 
  • De hand van God, zichtbaar in de lotgevallen van ons Vaderland.

Pierre ’s geschiedenisverhalen zijn er volgens dominee Otto van Tricht op gericht om de weldadige en wijze zorg van God, voor het behoud en de welvaart van Nederland, helder te doen uitkomen. Pierre heeft een ‘heilig ijvervuur’. Diepe eerbied en bewondering voor Gods bestuur straalt door in alles wat hij aan de vergadering voordraagt.

 

Het zwaard van Bossu

Tijdens een van Pierre ’s redevoeringen in 1814 wordt het beroemde grote zwaard van Bossu erbij gehaald, de Spaanse bevelhebber die in 1573 in Hoorn gevangen werd genomen. Hoe dat er aan toe ging wordt bericht in ‘Mengelwerk' 1817. Op 21 november 1814 houdt Erdbrink de maandelijkse spreekbeurt over ‘Gods bestuur, zichtbaar in de Geschiedenis van ons Vaderland’. Tijdens de redevoering, waarvan de Slag op de Zuiderzee in 1573 wordt beschreven, laat dominee Wetland in stilte het zwaard van Bossu halen uit het huis van 'de Jufrouwen van Romond, bij welke familie dit gedenkstuk der oudheid en Westfriese dapperheid rust’; hij beklimt na het eindigen van de redevoering de spreekstoel en verrast er het gezelschap mee onder het uitspreken van vier voor de vuist gemaakte dichtregels. 

 

Nog meer werk

Van tijd tot tijd geeft Pierre volksonderwijs aan de ‘gewone man’ over zedenleer, natuurkunde en geschiedenis. Vanuit zijn rol bij de Maatschappij tot Nut van het algemeen is Pierre medeoprichter van de spaarbank en opzichter van de bibliotheek. Pierre is ook nog een aantal jaren diaken bij de Hervormde Gemeente, iets wat hij serieus neemt want hij zet zich in voor de oprichting van een verzorgingshuis voor oude behoeftige leden van de Hervormde Gemeente. Ook daar houdt hij bij de opening een toespraak: ‘Hij trad op in den kring en wijdde deze menschlievende inrigting met een roerend dankgebed plegtig in, hetwelk de harten der aanwezenden diep trof’.

Eigenlijk is alles wat Pierre doet gericht op de verbetering van het leven van zijn medemensen. Zo is hij enkele jaren lid van de brand-raad (brandpreventie) en ook nog betrokken bij een werkelozen project in Enkhuizen om mensen ‘nuttigen arbeid en een eerlijke kostwinning te verschaffen door het spinnen van garen en het breien van netten voor de Haringbuizen’. 

 

Pierre schrijft een geschiedenisboek voor kinderen

Meteen in het eerste hoofdstuk geeft hij de lezers mee: doe je best op school en kies een beroep dat aansluit bij je interesse en aard. Vervolgens moet je daarin je best doen. 

Pierre Fredrik is goed op de hoogte van de vaderlandse geschiedenis en vertelt er graag over, ook over de meest recente geschiedenis. Pierre leeft in een woelige tijd. Wat eerst nog de gewesten van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden heet, wordt van 1795 tot 1801 de Bataafse Republiek, een vazalstaat van Frankrijk en vernoemd naar de Bataven die vroeger het oostelijk deel van de Nederlandse delta bewoonden. Deze Germaanse mensen werden toen als rolmodel gezien: de moedige en strijdbare voorouders van de Nederlanders. Ook in Pierre ’s boek lees je dat terug.

De geschiedenis wordt verteld in de vorm van elf vraaggesprekken tussen de Enkhuizer scheeps-timmerbaas Pieter en zijn knechten Dirk en Klaas. Baas Pieter belooft zijn knechten de vaderlandse geschiedenis te vertellen met als doel om hen te laten zien ‘hoe de goede God zoo dikwijls uitkomst biedt’.

Al in het eerste hoofdstuk komen de Bataven aan bod: 'Onze voorouders hier nu met vrouw en kinderen aangekomen, waren nog geheel ruw en onbeschaafd, zij hadden geene de minste kennis aan die dingen, die ons het leven kunnen veraangenamen, of de genoegens van hetzelve vermeerderen; maar hadden niet te min, zeer vele goede hoedanigheden: zij waren zeer dapper, en kwam het op oorlogen aan, dan gingen de vrouwen mede naar het gevecht, hare mannen aanmoedigende, om toch vol te houden en heldhaftig te strijden. Beloofden zij wat, dan hielden zij getrouw hun woord, daar kon men staat op maken, zij waren altijd gereed, om niet alleen hunne landslieden te helpen en bij te staan maar het was even hetzelfde omtrent den vreemdeling: hij werd gehuisvest en gespijsd. De kuisheid achtten zij zeer hoog; overspel werd streng gestraft, de ouders gaven hunnen kinderen hierin het beste voorbeeld.'

Het zesde gesprek gaat over de slag bij Nieuwpoort. De timmerbaas vertelt over de slag aan het strand in 1600, gewonnen door de troepen van Maurits. Pierre ziet hierin de hand van God. Immers, de vijand had de zon in het gezicht wat zeer hinderlijk was en ook de wind van voren zodat hun zicht belemmerd werd door mist en stof. God had de Nederlandse matrozen op het idee gebracht om planken onder hun kanonnen te leggen waardoor ze na een schot niet terugzakten in het zand zoals het geval was bij de Spanjaarden en snel herladen konden worden. Verder zorgde God voor ontbranding van buskruit in het Spaanse kamp waardoor wanorde in hun leger ontstond. Ook de recente geschiedenis krijgt veel aandacht, vooral de Franse overheersing. Het geschiedenisboek eindigt in 1815 met de val van Napoleon. Vlak voor zijn dood heeft Pierre het manuscript afgerond en zijn broer Dirk zal het in 1820 uitgeven. Het boekje is in 1855 nog herdrukt.

 

Laatste weken

Op 27 januari 1819 wordt Pierre ziek. In eerste instantie lijkt het onbeduidend, maar na een paar dagen krijgt hij hoge koorts. Zelfs de beste artsen wanhopen. Vier, vijf dagen lang sluimert hij, tot hij in den avond van 7 februari ‘zachtkens den geest gaf. Door de kracht der ziekte bedwelmd, sprak hij zeer weinig in de laatste dagen zijns levens.’ Zijn vriend Lakenman doet op 7 februari aangifte van het overlijden ’s avonds om half tien in hun huis aan de Oude Westerstraat. Als Pierre overlijdt, is zijn zoontje Gerhard bijna vier, Pieter is nog een baby.

 

Toespraken

Korte daarna volgt een bijeenkomst van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. De vergaderzaal is met 'rouw behangen'. Bijna alle leden zijn aanwezig, ook leden van naburige departementen en veel van zijn vroegere leerlingen. Allen zijn in 't zwart gekleed. 

Dominee Otto van Tricht legt uit dat Pierre een vurige geest had maar geen sterk lichaamsgestel. Misschien is de ijverige, hardwerkende Pierre - die nooit nee zei - overwerkt geraakt. Het heeft zijn wankele gezondheid ondermijnd, denkt dominee van Tricht.

De toespraak van Otto van Tricht wordt uitgegeven, samen met de vijf lijk-gedichten van de Enkhuizers L. Hunnink, W. Langedijk, P. Spanjaardt en J. de Jongh en van H. Weyland, dominee in Amsterdam en een goede vriend van Pierre. De uitgave heet ‘Ter gedachtenis van Pierre Fredrik Erdbrink, overleden te Enkhuizen den 7 Februarij 1819 in den ouderdom van ruim 33 jaren’ - Erdbrink was Frans kostschoolhouder te Enkhuizen. Auteur: O. van Tricht Az., Enkhuizen, 1819.' Het is voorzien van een dun zwart kaftje.

Pierre is bijgezet in de Westerkerk in Enkhuizen graf nummer M295. Zijn weduwe Vrouwtje van der Velden stond vermeld als eigenaar van het graf.

 

De zonen worden wees

Pierre ’s jongere broer Dirk Rudolf zet de school van zijn broer voort. Op 1 juli 1819 wordt hij officieel als kostschoolhouder aangesteld en hij zal dat nog zo’n 35 jaar blijven.

Helaas overlijdt zes jaar later Vrouwtje van der Velden. De aangifte wordt gedaan door Dirk. In het familiebericht geplaatst in de Opregte Haarlemsche Courant van 5 mei 1825 staat te lezen dat ze is overleden na acht dagen te hebben geleden aan de gevolgen van een ‘smertelijk toeval’. Vrouwtje wordt bij Pierre begraven in de Westerkerk graf Z295.

De twee zonen van Pierre en Vrouwtje zijn dan wees. Gerhard is tien en Pieter is zeven. Onduidelijk is nog wie direct na het overlijden van hun moeder de twee jongens heeft opgevangen, wel kregen zij de 'trouwe zorg door dierbare 'verwanten'. In 1830 staan de jongens ingeschreven op de Oude Westerstraat bij het gezin van hun oom Dirk en tante Gesina die in 1826 zijn getrouwd. Pieter is dan elf. Op dat moment is de naam van zijn moeder aan de zijne toegevoegd want hij staat ingeschreven als Pieter van der Velden Erdbrink.

De jongens komen goed terecht. Gerhard gaat op zijn 18e theologie studeren in Leiden en trouwt met Geertruida Jacoba Ris. Hij wordt predikant in Welsum en Zutphen. Publicaties van hem zijn: ‘Samuel en Luther’ en ‘Gützlaff, de apostel der Chinezen, in zijn leven en zijne werkzaamheid geschetst’.

Pieter wordt op 25 oktober 1835 door dominee Otto van Tricht aangenomen als lidmaat en op 31 oktober vertrekt hij naar Medemblik. Hij is dan 17 jaar en begint aan de opleiding tot marineofficier. Hij trouwt met Sophia Wilhelmina Everts en wordt liefdevol door zijn schoonouders in de armen gesloten. Pieter wordt kapitein ter zee.

Klik hier voor

  • het vers van Aafje de Jong bij van het huwelijk van Pierre en Vrouwtje;
  • de krant van 1808 over de redding van de drenkelingen met toespraak van P.F.Erdbrink;
  • de rede van Otto van Tricht na Pierres overlijden.

<< terug

De Amsterdamse Oude Lutherse Kerk uit 1633 bood een plek aan lutherse vluchtelingen uit onder andere Antwerpen en Duitsland. Pierres vader komt uit Osnabrück (Osnabrugge) en is in 1797 begraven op de begraafplaats van deze kerk. 

 

Handtekeningen van zijn vader Gerrit Rudolph en moeder Pietertje

 

Omgeving Keizersgracht - Runstraat rond 1751, de plek waar Pierre Fredrik Erdbrink mogelijk opgroeide.

 

Enkhuizen, door Cornelis Pronk 1701-1759

 

'Voorbereidingen voor de verkoop van de Nieuwe Haring’ 1815, Adriaan de Lelie en Willem van Leen, Museum Vlaardingen

 

Kaagschip

 

In den nacht van 14 januari 1808 verongelukt een kaagschip in het zicht van de haven. De volgende morgen wagen een aantal vissers hun eigen leven om de vier drenkelingen te redden. Het stormt nog steeds maar 't lukt!

De Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen eert de redders met een gouden munt en een getuigschrift, plechtig uitgereikt in de Westerkerk door Pierre Fredrik Erdbrink. Hij houdt een toespraak over het doen van edele daden, gaat dan met de vissers rond een tafel staan en spreekt ze toe. 'Zoo eindigde dan eene plegtigheid, welke, bygewoond door eene talryke meningte onzer Stadgenooten, der geheele maatschappij en het Enkhuizer Departement, altyd tot roem zal verstrekken.’

 

Een vergadering van het Enkhuizer Departement, najaar 1800, getekend door het bestuurslid Sijbrand Brugman, detail, www.westfriesarchief.nl

 

Pierre's handtekening in het kasboek van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen

 

Ziet daar dan Bossu's zwaard, door heldenmoed veroverd.

Door vaderlandsch gevoel tot heden toe bewaard!

Heeft Erdbrink's rede, uit 's lands geschiedrol, u betooverd,

Zweert trouw aan 't vaderland op dit veroverd zwaard!

 

Westerkerk Enkhuizen - het houten koorhek is uit 1542, het orgel uit 1549 en de preekstoel uit 1568. Zo was het dus ook in de tijd van Pierre Fredrik Erdbrink. Zijn graf behoort tot de latere graven in de kerk want in 1829 werd dit door koning Willem I, om hygiënische redenen verboden.

 

Ter gedachtenis van Pierre Fredrik Erdbrink, overleden te Enkhuizen den 7 Februarij 1819 in den ouderdom van ruim 33 jaren.

Met dank aan familie van den Brom voor een exemplaar van dit bijzondere boekje.

 

... aan de gevolgen van een smertelijk toeval, in den ouderdom van vijftig jaren, nalatende twee weezen, die te jong zijn om hun verlies naar waarde te kunnen beseffen. De kinderen verliezen met haar eene immer teeder zorgende Moeder...

 

Ondertekend door J. van der Velden, waarschijnlijk haar tien jaar oudere zuster Jeltje van der Velden en D. R. Erdbrink, de broer van Pierre Fredrik.