Biografie Pieter van der Velden Erdbrink


  • Pieter van der Velden Erdbrink is geboren op 17 mei 1818 te Enkhuizen en overleden: 8 juni 1888 te Leiden.
  • Zoon van Pierre Fredrik Erdbrink en Vrouwtje van der Velden.
  • Gehuwd op 29 mei 1851 te Enkhuizen met Sophia Wilhelmina Everts, geboren 18 oktober 1818 in Gorinchem en overleden 10 augustus 1905 te Leiden.
  • Ze krijgen drie kinderen: Geertruida 1852, Christina 1856, Pierre Frederik (Frits) 1858. 

Jeugd

Pieter is geboren in Enkhuizen, een havenstadje aan de Zuiderzee, ooit groot geworden door de handel en de visserij. Als Pieter wordt geboren, is Enkhuizen op zijn retour, monumentale panden worden gesloopt omdat afbraak goedkoper is dan onderhoud.

Zijn vader Pierre Frederik Erdbrink is een gewaardeerd onderwijzer en kostschoolhouder. Een sociaal bewogen en daadkrachtige man, actief als bestuurslid van sociale instellingen. Zijn moeder, Vrouwtje van der Velden, is tien jaar ouder dan zijn vader, ze is al 43 als Pieter wordt geboren.

Helaas overlijdt vader Pierre al op 33-jarige leeftijd, Pieter is nog een baby. Zijn moeder overlijdt zes jaar later door een 'smertelijk toeval' en zo is Pieter al op zevenjarige leeftijd wees. Pieter en zijn oudere broer Gerhard worden door familie opgevangen. Ze zullen geen armoede hebben gekend want hun oom Dirk Erdbrink zet de kostschool succesvol voort en hun oom Simon van der Velden is secretaris van Enkhuizen. Als Pieter elf jaar is, staat hij met zijn broer ingeschreven bij hun oom Dirk Erdbrink en zijn echtgenote op de Oude Westerstraat nummer 6 in Enkhuizen. 

 

Opleiding

Broer Gerhard gaat theologie studeren in Leiden. Pieter vertrekt zijn 17e vanuit de Oude Weverstraat in Enkhuizen naar Medemblik waar hij van oktober 1835 tot augustus 1839 als kerklid staat ingeschreven. Hij begint aan de vierjarige opleiding tot adelborst bij de Zeedienst van het Marine-Instituut. Voor de opleiding moet hij (of zijn familie) zelf betalen. Er wordt tweemaal een verzoek tot vrijstelling hiervan afgewezen. Hij wordt regelmatig geplaatst op de instructiekorvet Zr. Ms. Urania, een zeilschip van 28 meter lang en met twaalf stuks geschut. Het maken van tochten op de Zuiderzee was een vast onderdeel van de opleiding. 

Pieter heeft al jong de achternaam van zijn moeder als toevoeging: Pieter van der Velden Erdbrink. De kleinzoon van Pieter schrijft later: 'Volgens gewoonte kreeg de tweede zoon de naam van de moeder ervoor, die bij hun kinderen er weer afging maar door de Code Napoleon (soort Burgerlijke stand) bleef de naam van der Velden er verder bij.'

 

Het ruime sop

In 1839, op zijn 21e wordt Pieter van der Velden Erdbrink Adelborst 1e klasse. Vijf jaar later volgt promotie tot Luitenant ter zee 2e klasse.

Samen met de zeeschilder J.E. Heemskerck van Beest vaart hij in 1849 aan boord van de korvet Argo naar Indië om assistentie te verlenen aan de derde Bali Expeditie, een strafexpeditie van het Nederlands-Indisch leger tegen het vorstendom Bali. Eind 1850 vaart de Argo weer terug. Maanden later bericht de krant bij hun aankomst in Nederland dat de Korvet Argo ‘zoo veel zieken onder hare equipage medegebragt heeft, dat er thans ruim een 70 tal in het hospitaal liggen, waarvan 5 zijn overleden’. 

 

Een echtgenote, lieve schoonouders en een baby

De banden met Enkhuizen zijn kennelijk blijven bestaan want twee maanden nadat de Argo terug is, trouwt Pieter op 29 mei 1851 met Sophia Wilhelmina Everts, de dochter van dominee T.C.C. Everts, Luthers predikant in Enkhuizen. Het huwelijk wordt door haar vader ingezegend. Hij spreekt Pieter hartelijk toe:

'Het verlies der ouderlijke leiding in uwe prilste jeugd werd u onder het hoogste Gods bestuur u vergoed door de trouwe zorg van dierbare aanverwanten die voor uwe vorming en bestemming in het maatschappelijk leven, hunne beste pogingen aanwenden. Doch de naam van vader en moeder was en bleef u vreemd. Van deze stond begroeten wij u als eenen geliefden zoon; En gij vindt in ons, een vader en een moeder weder, die voor uw geluk en welzijn zullen waken en bidden.'

Na hun huwelijk vertrekt Pieter naar Batavia en zijn echtgenote Sophia zit dan in huis bij Dirk Erdbrink, in het huis waar Pieter is opgegroeid nadat hij wees werd. Tien maanden later komt hun dochtertje Geertruida ter wereld. Ze wonen dan op de Kloveniersburgwal 65 in Amsterdam.

 

Naar Indië en dan een paar jaar aan de wal

In 1852 gaan ze voor een korte periode naar Den Helder maar keren terug naar Enkhuizen, waar ze samen met hun dochter op de Breedestraat wonen. Opnieuw vertrekt Pieter in 1852 weer richting Oost-Indië. Tijdens een tocht langs de oostkust van Celebes in 1853, maakt hij geografische aantekeningen over dit nog niet goed in kaart gebrachte gebied en publiceert daarover een artikel: 'Eenige aanteekeningen op eenen togt langs de Oostkust van Celebes’, door P. van der Velden Erdbrink, luitenant ter zee. Opgenomen in de Verhandelingen der berigten betrekkelijk het ZEEWEZEN en de ZEEVAARTKUNDE; verzameld en uitgegeven door Jacob Swart, Jaargang 1853 te Amsterdam.

Hierna blijft hij een paar jaar in Nederland en is dan Inspecteur van het Loodswezen. Het gezin verhuist in maart 1856 naar Groningen. Pieter speelt daar ook een rol bij de Kweekschool voor de zeevaart.

Op 30 juli 1856 wordt hun dochter Christine geboren en twee jaar later op 19 april 1858 hun zoon Pierre Frederik (Frits). 

Tekst op de achterkant:

'Sophia W. Everts gehuwd met P.F. v.d. Velden Erdbrink. Frits, Christien, Johanna en een ongetrouwde zuster waarschijnlijk Tante Chris Everts'

 

Terug naar Indië

Toch lijkt de zee weer te trekken. Op eigen verzoek wordt hij eervol ontheven bij het loodswezen en gaat hij eind 1860 als gezagvoerder van het Flotillevaartuig de Amstel naar Oost-Indië. Vervolgens is hij gezagvoerder van het Schroefstoom-schip Berkel, het Loo en daarna van de Bromo. Door de scheepsberichten in oude kranten is precies te zien hoe hij een jaar of vijf over de Indische wateren zwerft. Een tocht naar de Kendariebaai en naar de eilanden ‘bezuiden de Spermundes om schipbreukelingen te helpen’. Vervolgens naar Sindjaij om militairen af te leveren die ‘gewapende mensen van Soeka en Balarsoeka moeten onderwerpen’. Zo nu en dan moet ergens post worden bezorgd, terug in Batavia worden reparaties aan het schip uitgevoerd, bewindslieden worden vervoerd en dan volgt er weer een missie naar de Oostkust van Sumatra ‘om het eiland Banka te beschermen tegen zeeroof’. Onbekend is of hij tussendoor nog thuis is geweest maar hierna krijgt hij ruim een jaar verlof om naar Nederland terug te keren.

 

Meer in de buurt

Na dit verlof gaat hij in 1866 weer op pad, nu als gezagvoerder van de Zr. Ms. Korvet van Speijk. Hij maakt enkele proeftochten met het schip naar de Middellandse Zee. Een jaar later komt hij weer naar Nederland en wordt geëerd met de benoeming tot officier van ‘de orde van de Eikekroon’. Hij kan drie jaar lang bij zijn gezin zijn en is dan gezagvoerder op een wachtschip in Hellevoetsluis en later commandant van de Marine Machinistenschool. 

In deze periode doet Pieter van der Velden Erdbrink experimenten met versperringen in het water om vijandelijke schepen tegen te houden. Hij berekent de kosten en legt uit wat effectieve methoden zijn om versperringen aan te brengen. Een experiment met touwversperringen is succesvol, het ramschip ‘de Schorpioen’ kan er niet doorheen en raakt zo verstrikt dat de machines uitvallen. Het schip moet met een sleepboot terug naar Hellevoetsluis gebracht worden. Zijn bevindingen zijn na te lezen in dit artikel.

 

Brand op de mailboot Willem III

Op 1 oktober 1870 wordt Pieter van der Velden Erdbrink gepromoveerd tot kapitein ter zee, de hoogste officiersrang bij de marine. Een half jaar later wil hij weer naar de Oost vertrekken en hij stapt als passagier aan boord van een stoomschip, de Willem III. Dit nieuw gebouwde pronkjuweel maakt haar eerste reis en vaart op 18 mei 1871 uit richting Batavia. Echter al bij Porthmouth breekt er brand uit. De kapitein zal blij zijn geweest met de ervaren kapitein Pieter aan boord. Pieter adviseert de kapitein naar het eiland Wight te sturen en commandeert de andere zeeofficieren naar de sloepen. Er is grote wanorde omdat iedereen tegelijk het schip wil verlaten. Het schip stond al 'van voren tot achteren in vlam.' Pieter zorgt ervoor dat zoveel mogelijk mensen gelijkelijk over de sloepen worden verdeeld. Zelf stapt hij met de kapitein in de laatste sloep. 

 

Na de brand

In een ingezonden brief aan de Rotterdamse krant schrijft iemand verbaasd te zijn niet de naam te zien van de kapitein ter zee van der Velden Erdbrink, 'deze toch bood bereidwillig zijn diensten den kapitein Oort aan en belastte zich met het bestuur van de barkas, waarin een gedeelte van het detachement troepen zat. Die hoofdofficier verdient zeer zeker ook den meesten dank en den grootsten lof voor het beleid en de bedaardheid, waarmede hij alles bestuurd.'

Er wordt een onderzoekscommissie ingesteld om de oorzaak van de brand vast te stellen. Het uitgebreide verslag waarin ook Pieter als getuige wordt aangehaald, is online te lezen. Hij wordt beloond voor zijn inzet. ’s Konings ‘bijzondere tevredenheid’ wordt betuigd aan Pieter van der Velden Erdbrink over het gedrag aan boord van het stoomschip Willem III tijdens de ramp.

Een tijdje later vertrekt hij alsnog naar de Oost. Hij wordt gezagvoerder op Schroefstoomschip Zr. Ms. Djambi en daarna nog anderhalf jaar op de Prinses Amalia, wachtschip te Soerabaja. In maart 1873 komt de luitenant-ter-zee Henricus Nijgh aan boord, wiens journaal over de oorlog in Atjeh is gepubliceerd: 'Oorlog in Atjeh: Het journaal van luitenant-ter-zee Henricus Nijgh, 1873-1874'. Atjeh was een onafhankelijk sultanaat aan de noordpunt van Sumatra. Nederland verklaarde het in 1873 de oorlog. Het werd een lange en wrede oorlog met veel materiële schade in Atjeh. Pieter is vanaf oktober 1874 non-actief en keert op zijn 57e voorgoed terug naar Nederland.

 

Pensionering

Het is niet duidelijk welk jaar het echtpaar naar Leiden verhuist, het zal voor 1879 geweest zijn. Pieter gaat in 1875 op eigen verzoek met pensioen en ontvangt een jaarlijkse toelage van 1800 gulden. Stilzitten doet hij niet, hij wordt bestuurslid van de nieuwe vereniging ‘De Eigen Hulp’, een coöperatieve vereniging van consumenten met als doel de gezamenlijke inkoop van levensbehoeften en meer controle over kwaliteit en prijs. Hij zit in allerlei commissies zoals het bestuur van het Invalidenhuis, de Kweekschool voor Zeevaart, de Vereeniging tot zedelijke verbetering der gevangenen en de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.

Het Algemeen Handelsblad vermeldt op maandag 19 Juni 1876: ‘Benoemd tot lid der Commissie van administratie over de gevangenissen in Leiden P. van der Velden Erdbrink, oud-kapitein ter zee, wonende aldaar.’

 

Overlijden

Op 8 juni 1888 overlijdt Pieter op zeventig jarige leeftijd. Hij is dan al enige tijd ziek en wordt verpleegd door zijn dochter Christina. Hij hoopt nog haar huwelijk met Gerrit Foppe Hellema mee te kunnen maken, maar dat lukt niet, het huwelijk moet vanwege zijn dood uitgesteld worden. Doeke Hellema, de vader van Gerrit Foppe Hellema schrijft daarover: ‘Christina was langen tijd de lieve verpleegster van haren door haar zoo beminden Vader. De Heer Erdbrink had het huwelijk van Christine verhaast, omdat hij zelf zijn einde voelde naderen en hij gaarne voor zijn dood zijne dochter getrouwd zag zien. Helaas heeft niet zoo mogen zijn. Wij allen betreurden het verlies van den braven man; wij ook verloren veel aan hem.’ Op 28 juni 1888 trouwt alsnog zijn dochter Christine met Foppe, die dan arts in Voorschoten is.

 

Verslag van de uitvaart in het Leidsch Dagblad

Op 12 juni 1888 is het volgende te lezen in de krant.

 

Leiden 11 Juni: Eene breede schare van vrienden en belangstellenden had zich hedenmorgen tegen twaalf uren op de begraafplaats aan de Groenesteeg vereenigd ter opwachting van het stoffelijk overschot van wijlen den heer P. Van der Velden Erdbrink, gepensioneerd kapitein ter zee en ridder in de orde van de Eikekroon, dezer dagen in den leeftijd van 70 jaren alhier overleden. Aan de groeve bevonden zich bovendien met hunnen commandant de verpleegden uit het Invalidenhuis, terwijl velen zich bij den stoet der naaste betrekkingen hadden aangesloten.

 

Toen de kist in den grafkelder was neergelaten, trad de Heer de Kanter, oud-zeeofficier, naar voren om een kort woord van waardeering te spreken over zijn vroegeren commandant, dien hij, in het tijdperk van drie jaren dat hij met hem doorbracht, had leeren kennen van de meest gunstige zijde, als een officier, wien het woord plicht geen ijdele klank was, die zich onderscheidde door eene buitengemeene nauwgezetheid in het vervullen der militaire plichten zoowel te land als ter zee, alsmede door zijn humaan karakter en die daarom rechtvaardige straffen oplegde, maar dikwijls ook genoodzaakt was te doen boeten, zóódanig, dat de straf soms meer den straffer dan den gestrafte leed deed. 

 

De overledene had zich in zijne militaire loopbaan tevens eene edeler roeping gesteld, door insgelijks de persoonlijke belangen in het particuliere leven van velen te behartigen door de welgemeende terechtwijzingen en daardoor menigeen van den verkeerden weer op den goeden weg terug te brengen. Allen die Erdbrink gekend of onder hem gediend hebben, wáár ook gevestigd, zullen, bij het vernemen van zijn dood, moeten getuigen dat zij veel aan hem te danken hebben en erkennen dat de eenvoudige, doch warme hulde, hem hier aan zijne laatste rustplaats gebracht allezins verdiend is. Hij ruste in vrede!

 

Dr. H. G. Hagen, ofschoon niet veel mogende spreken, wenschte toch met een enkel woord ook van zijne hooge achting voor den overledene te doen blijken. Na er aan te hebben herinnerd met welk een diep gevoel de woorden des vorigen sprekers waren gesproken en aangehoord, wees de predikant er op hoe dankbaar de zwaar beproefde kinderen mogen zijn zulk een vader, als zij verloren, te hebben bezeten.

 

Toen zijne taak in het militaire leven was afgewerkt, bleef hij als burger niet stilzitten, maar werkte hij zoolang het dag was. De commissiën van het Invalidenhuis, de Kweekschool voor Zeevaart, de Vereeniging tot zedelijke verbetering der gevangenen, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en zoveele andere instellingen meer, in welker besturen hij zitting had, kunnen getuigen.

 

In elke betrekking was hij op zijne plaats en stichtte hij nut met de uitstekende eigenschappen van geest en hart, welke hem kenmerkten. Zijner vele vrienden mogen het dan ook een voorrecht achten hem op hun levensweg te hebben ontmoet. Maar zij zullen ook met diep leedwezen terugdenken aan de familiebetrekkingen, wier woning van vreugde, thans in een huis van droefheid en rouwe is verkeerd geworden. Zulke mensen als Van der Velden Erdbrink er een was, sterven nooit!

 

Daarna betuigde diens zoon, die den vroegere werkkring zijns vaders heeft betreden en nu luitenant ter zee is, ook namens zijne familie, aller dank en waardering voor de hartelijke belangstelling, heden en dezer dagen ondervonden. 

 

Hoe het verder ging

Over zijn vrouw Sophia is weinig bekend. Is ze ooit met een zeereis meegeweest? Hoe vindt ze het dat haar man zoveel jaren afwezig is? We weten uit de autobiografie van Doeke Hellema dat haar zus Christina Gabrielle tot haar overlijden in 1893 bij hen in inwoont in hun huis Hoogewoerd 14 in Leiden. Kort na de dood van Pieter, overlijdt Johannes Tak, de schoonzoon van Pieter en Sophia, en komt hun dochter Geertruida weer bij moeder Sophia inwonen. Hun zoon Pierre treedt in zijn vaders voetsporen en bereikt net als zijn vader de rang van Kapitein ter Zee. Sophia overlijdt 17 jaar na haar man op 10 augustus 1905. 

 

In Leiden op begraafplaats Groenesteeg, keldergraf 238C, vak C zijn begraven: 

Pieter van der Velden Erdbrink, overleden 8 juni 1888

zijn schoonzus Christina Gabrielle Everts, overleden 2 april 1893

zijn vrouw Sophia Wilhelmina Everts, overleden 10 augustus 1905

hun dochter Geertruida Johanna, overleden 3 november 1945

Klik hier voor

 << terug

Pieter van der Velden Erdbrink 1818-1888

 

Koninklijk Marine Instituut Medemblik met opleidingsschip de Urania, omstreeks 1840.

 

Zijn ponjaard, een dolk die bij het uniform van een adelborst hoorde.

 

Uniform adelborst 1830-1835 Medemblik

Illustratie Houtman Utrecht 

 

Pieter met zijn oudste dochter

 

Sophia Wilhelmina Everts en Pieter van der Velden Erdbrink

 

Scheepskist van Pieter van der Velden Erdbrink

 

Zowel de Jongeheer J.E. Heemskerck van Beest als P. van der Velden Erdbrink vertrekken met de Argo naar Oost-Indië. De krant van 13 november 1849 bericht dat op deze korvet bij wijze van proef slechts de helft van het gewone rantsoen jenever wordt verstrekt. In plaats daarvan wordt koffie met suiker geschonken.

 

Een aquarel van de marineofficier en schilder J.E. Heemskerck van Beest getiteld ‘de Vlugt’ (1866). De aquarel is uit de nalatenschap van zijn kleinzoon Duco Hellema. 

 

Het officierskruisje (voor 30 jaar) en het expeditiekruis voor zijn marinewerk in Oost Indië.

 

Handtekening P. v.d. Velden Erdbrink

 

Zo vertrok Pieter van der Velden Erbrink in 1871 met het prestigieuze passagiersschip Willem III.

 

Vlak na vertrek breekt er brand uit. Dit zijn de restanten van het afgebrande stoomschip voor de haven van Portsmouth.

 

Erdbrink is tot  december 1872 gezagvoerder van de Djambi. Van dit schroefstoomschip zijn de bouwtekeningen bewaard gebleven. 

 

zijn dochter Geertruida Johanna 1852-1945

 

zijn vrouw Sophia Wilhelmina Everts

 

zijn broer de predikant Gerhard Erdbrink

 

  

zijn jongste dochter Christina Wilhelmina en haar man Gerrit Foppe Hellema

 

zoon Pierre Frederik (Frits) van der Velden Erdbrink