Biografie Aleida Beekhuis

  • Aleida (Daatje) Beekhuis is geboren 14 februari 1802 in Garijp en overleden 18 januari 1867 in Achlum.
  • Ze is de dochter van Willem Beekhuis 1766-1815 en Janke Diederika Cloeck 1773-1856.
  • Aleida trouwt op 7 december 1822 met Gerrit Arends Vlaskamp 1791-1832.
  • Kinderen van Aleida en Gerrit: Mettje 1823, Janke Diderika 1826, Jantje 1828 en Willem 1831.
  • Jaren na het overlijden van Gerrit hertrouwt ze op  13 mei 1841 te Achlum, met Foppe Draisma de Vries 1805-1887. Aleida is dan 39 jaar oud.
  • Kinderen van Aleida en Foppe: Baukje Ulbedina 1842 en Arjen 1843

Jeugd van Aleida

Aleida’s moeder Janke Diderika Cloeck was al op 20-jarige leeftijd weduwe, ze hertrouwde kort daarna met Willem Beekhuis. Met hem krijgt ze negen kinderen: Aleida (jong overleden), Jan Steven Cloeck, Hermannus, Aleida, Magdeltje, Albert, Theodorus, Helmerus en Christiaan Houdijn. Het gezin woont in Garijp waar vader dominee en schoolopziener is. Hij schrijft verschillende boeken zoals ‘Het leven van Jezus voor kinderen’. Als Aleida net dertien is, overlijdt haar vader. Moeder verhuist niet lang daarna met haar kinderen naar Wirdum Lytse Buorren 20. Dat valt allemaal niet mee om rond te komen en met name Aleida en Magdelt doen hun best om moeder daarbij te helpen.

 

Huwelijk met Gerrit Vlaskamp

De 20-jarige Aleida trouwt op 7 december 1822 met de 11 jaar oudere Gerrit Arends Vlaskamp, zoon van de hortulanus Arend Vlaskamp en Metje Michiels. Ze wonen twee minuten lopen bij elkaar vandaan. Gerrit was weduwnaar geworden van Pietje Klazes Sannes, die vlak na de bevalling overleed. 

Hij is chirurgijn en vroedmeester in Wirdum. Aleida en Gerrit krijgen drie dochters en een zoon: Mette in 1823, Janke in 1826, Jantje in 1828 en Willem in 1831. Bij elk kind verschijnt een geboorteberichtje in de krant.

 

Aleida op bezoek bij zus Magdelt

Een bekende van de familie, Doeke Wijgers Hellema schrijft in 1829 in zijn dagboek dat Aleida Beekhuis bij haar zuster Magdelt in Achlum op bezoek is. Hellema's zoon Hendrik was kort daarvoor met Magdelt Beekhuis getrouwd en naar Achlum vertrokken, vandaar. Hij vervolgt: ‘De vrouw van onzen Chirurgijn Vlaskamp was voor eenigen tijd van huis gereisd met haar jongste kind naar Achlum, met voornemen om aldaar eene week door te brengen, maar ziet het misweer valt in, de schepen liggen, en moet dus over den tijd blijven geheel anders dan zij zich had voorgesteld. Het huisgezin vordert hare te huis komst, de man verlangt naar zijne vrouw, en de vrouw naar den man en hare kindertjes; eindelijk besluit Vlaskamp zijne vrouw met een digten wagen te laten halen, zoo als dan gister ook gebeurd is; deze reis met een klein kind, tegen een sterken kouden wind, was zeer gewaagd, doch als de noodzakelijkheid vordert, weet men niet wat kan?’

In de winter van datzelfde jaar schrijft Doeke Wijgers Hellema dat zijn zoon Hendrik op schaatsen vanuit Achlum naar Wirdum was gereden om in zijn geboortedorp te preken. De volgende dag keert Hendrik terug, maar nu in gezelschap van zijn vrouw Magdelt, Gerrit Vlaskamp en Aleida.

Op 1829 staat het huisgezin ingeschreven op huisnummer 168 in Wirdum. Hun inwonende dienstmeisje is de 20-jarige Antje Siedzes Ynema uit Stiens. De drie meiden Mettje, Janke Diderika en Jantje zijn dan 6, 3 en 1 jaar oud. Op 20 april 1831 wordt zoon Willem geboren. Gerrit doet aangifte in bijzijn van zijn twee zwagers Jan Steven Cloeck Beekhuis, 34 jaar schrijnwerker en Theodorus Beekhuis, 23 jaar en chirurgijn.

 

Gerrit krijgt tuberculose

Op 20 november 1832 schrijft Doeke Wijgers Hellema: ‘Heden morgen was ik een loop naar de stad gaan doen … Op de terugreis wandelde ik met M. Vlaskamp, Chirurgijn te Stiens, welke berigt ontvangen hadde per expres, dat zijn broeder Chirurgijn alhier, thans zeer bedenkelijk ongesteld was ten gevolge van sedert eenige tijd ontstane teering ziekte ... Men vreest hier over het algemeen voor het leven van dezen in zijn praktijk zoo nuttigen man. Hij is hier en in den omtrek zeer geacht.’ Een dag later schrijft hij: ‘Van ons chirurgijn hebben wij nog niet gehoord, wij hoopen dat hij nog leeft.'

 

Overlijden van Gerrit

Op 13 december 1832 vervolgt Doeke Wijgers Hellema: ‘Mijne schoondogter van Achlum, kwam hier den 11den om haren schoonbroeder den Chirurgijn op het laatst van zijn leven nog eens te bezoeken, het heeft haar ook mogen gebeuren hem levende te zien, dog is om 10 uur des avonds overleden, tot bittere droefheid van de nagelatene weduwe, de naast bestaanden, vrienden en bekenden, benevens van geheel Wirdum en den omtrek. Vier kleine kinderen welke nog geen besef hebben, over hun groot verlies is de toestand der weduwe nog meer beklagens waardig.'

Haar broer Albert beschrijft Gerrit later als 'den goedhartigen, braven Vlaskamp de getrouwen Echtgenoot'.

Aleida Beekhuis 1802-1867

Gerrit Arends Vlaskamp 1791-1832.

 

Deze foto's zijn rond 1910 gemaakt van oudere pastelportretten van Aleida en Gerrit. 

De portretten werden eerder toegeschreven aan Theodorus Bohres maar zouden ook gemaakt kunnen zijn door Wessel Lubbers. Lubbers portretteerde namelijk ook Jacobus Albertus Uilkens, een oom van Aleida's schoonzus Wildina Christina Uilkens. 

Handtekeningen op de huwelijksakte van Gerrit, Aleida, haar moeder en zijn vader.

 

Het huis waar Gerrit en Aleida woonden. Greate Buorren 12 Wirdum, vroeger bekend als 'nummer 168'. Aleida woonde daarvoor in een straatje verderop: 'nummer 174' wat nu Lytse Buorren 20 heet.



 

Aleida’s zwager, Hendrik Hellema uit Achlum leidt de uitvaart van Gerrit. Het is die dag onstuimig weer. Op 18 december 1832 schrijft Hellema: ‘indien de naaste familie aldaar op de begravenis tegenwoordig is, dan zijn er ten minsten zes Dominis, met ons Domini als den voorganger.’

Gerrit broer Michiel wordt toeziend voogd over de kinderen. Over hoe Aleida’s zich financieel redt is niet veel bekend. De gouden en zilveren sieraden worden op 380 gulden getaxeerd en behoorde onroerend goed tot de nalatenschap van Gerrit dus arm is ze niet. Ze leent een bedrag van 106 gulden uit aan een arbeidersechtpaar. Aleida verdient kennelijk wat bij want in 1838 schrijft Hellema dat de nieuwe rijksontvanger in Wirdum 'zich besteedde ter inwooning en halve kost bij de wed. Vlaskamp'. In 1839 woont haar jongere broer, de 28-jarige kandidaat predikant Helmerus bij haar in huis.

 

Nieuw huwelijk na ruim acht jaar

Aleida hertrouwt Foppe. Ze kent hem al jaren, want hij woont in Achlum en is bevriend met haar zus Magdelt en zwager ds Hendrik Hellema. Voor de weduwnaar Foppe Draisma de Vries zal even wennen zijn geweest, opeens een gezin met vier kinderen.

Een maand voor hun huwelijk komen Foppe en zus Magdelt vanuit Achlum op bezoek bij Aleida in Wirdum. Dat is terug te lezen in de aantekeningen van Doeke Wijgers Hellema. Op 3 april 1841 schrijft hij: ‘Heden morgen kwam mijns zoons vrouw hier onverwacht, zij was eergisteren met de Vries, panbakker te Achlum, toekomende echtgenoot van haar zuster wed. de Chir. Vlaskamp te Wirdum woonachtig, alhier, bij mooi weder een nacht om haar familie te bezoeken, gekomen, maar omdat het gister sterk regende, en de dijken modderig waren om met paard en chais te rug te keeren vertrok de Vries alleen te paard.’

Aleida’s neefje Doeke uit Achlum herinnert zich later: 'Omstreeks mijn 12 jarigen verjaardag ontmoette ik op een zomerschen dag, nabij de terp van Hitzum mijne Tante Daatje (dat is Aleida) met haar zoontje, mijn neefje Willem, op weg naar Achlum. Ik was blijde dat ik Tante zag en was jaloersch op den mooien italiaansch strooïen hoed van mijn neef. Ik was zeker tamelijk onnoozel in sommige zaken, anders had ik al heel spoedig begrepen, waarom Tante Daatje zoo dikwijls te Achlum kwam. Doch toen er in de nabijheid van de pastorie een nieuw huis zou gebouwd worden, kwam ik er langzaamerhand achter, dat Draisma de Vries zou gaan trouwen met mijn Tante. Dat feit had plaats den 13 mei 1841. Levendige herinnering, van de veelvuldige vreugden schoten, bij die gelegenheid.'

Aleida en Foppe betrekken een nieuwbouwwoning, Jonkerschap no. 6, Achlum. Foppe heeft een fabriek voor dakpannen en drainagebuizen, in 1829 opgericht met zijn eerste schoonvader Ulbe Piers Draisma. In de zomer werken er wel veertig mensen. Daarnaast verzorgt Foppe de administratie van de verzekeringsmaatschappij die Ulbe had opgezet en hij beheert de eigendommen van de familie van zijn eerste vrouw Antje Ages Boersma. 

Aleida is 39 en Foppe 36 jaar als ze in het huwelijksbootje stappen. Samen krijgen ze nog twee kinderen: Baukje Ulbedina geboren op 27 januari 1842 en ruim een jaar later op 16 juli 1843 volgt Arjen.

 

Familie Beekhuis

Aleida komt uit een hechte en trotse familie. Elke zomer komen de broers en zussen met hun partners een weekend bijeen. Inclusief moeder vormen ze een familieclan van zeventien mensen. Ze zijn bijna altijd compleet en dat terwijl sommigen een rit van soms meer dan vijftig km moeten afleggen voor ze met hun rijtuigje arriveren. Hun moeder Janke Diderika Cloeck woont nog steeds in Wirdum en wordt door Aleida’s dochter Janke verzorgd tot ze op 6 mei 1856 overlijdt. Kleinzoon Doeke Hellema schrijft daarover: ‘Bij de gedachte aan de dierbare overledene, dat zij voortaan niet meer beneden als eene koningin in het midden van haar talrijk kroost zal voorzitten, leer ik het pijnlijk gevoel van gemis kennen, dat mij tranen afperste, want ik had grootmoeder zeer lief!’

Kort daarna op 8 oktober 1856 trouwt Janke, de dochter van Aleida, met de marinearts Doeke Hellema. Het huwelijk wordt bekendgemaakt op de avond van de begrafenis van grootmoeder. Doeke schrijft: ‘de overledene had de trouwe hulp, die jaren lang, haar steun en staf was geweest, niet meer noodig.’ Doeke en Janke vestigen zich in Den Helder (Nieuwediep). Aleida steekt de Zuiderzee over en is bij de geboorte van kleindochter Magdeltje 11 april 1859, het eerste kind van Janke en Doeke en blijft er logeren tot 30 april.

 

Ziekte van Aleida

In 1860 gaat de gezondheid van Aleida achteruit. Ze heeft last van zwelling. Doeke die arts is, schrijft over zijn schoonmoeder: ‘De medici laten zich niet uit, zij is zwaarlijvig, heeft last, dat zij weinig en moeilijk urineert’. Als in de zomer de jaarlijkse familiebijeenkomst bij haar zus Magdelt plaatsvindt, wordt in het verslag vermeld dat bij zich zuster Daatje een ongesteldheid heeft geopenbaard van een ernstig karakter, 'toch is de toestand nog gelukkig van dien aard, dat ze het genoegen des zamenzijns mag deelen.'

Begin 1861 is ze in Buitenpost. Over haar toestand schrijft Aleida zelf: ‘ben te Buitenpost ernstig ziek geweest, nu wat beter, Dr de Groot behandelt mij, ook Dr Reiling uit Groningen die expres in consult kwam. Deze heeft mij nog al moed ingesproken, doch voorzichtigheid aanbevolen, ook later.'

Kort daarna brengt Doeke zijn schoonmoeder Aleida per trein naar Leiden, voor een consult bij professor Simon Thomas, gespecialiseerd in 'vrouwenziekten'. Op de terugweg logeert ze bij Janke en Doeke in Den Helder. Ze wordt flink ziek maar knapt op als haar echtgenoot haar komt ophalen.
Eind 1861 schrijft ze over allerlei logés, die er geweest zijn en nog komen. Die drukte bevalt Aleida niet meer en haar dochter Baukje moet het grotendeels alleen opknappen. Foppe Draisma de Vries schrijft over zijn vrouw Aleida: ‘Is thans weder wat beter, doch heeft in ’t laatst van' 61 en begin 1862 slechte dagen gehad.’ Hij heeft haar ‘een afvoer middel van Beets, tegen het water, laten gebruiken.’ Doeke en Janke sturen haar een ‘stilletje’, een wc’tje voor binnen. Aleida kan even later het middel van Beetz niet meer innemen. Daarom krijgt ze de 'afvoerpillen van Briensma'. Hierna gaat het wisselend beter en slechter. Aleida wordt zwaarder, toch gaat ze nog logeren in Buitenpost. Ach, en dan verdrinkt ook nog Foppe, haar driejarige kleinzoon, kind van haar zoon Willem.

Haar kinderen hebben onderling veel contact. In 1863 logeert de 20-jarige Arjen bij zijn 17 jaar oudere halfzus Janke in Den Helder. Een jaar later trouwt haar jongste dochter Baukje. In december 1864 schrijft haar schoonzoon Doeke: ‘Moe heeft het hoofd vol met de uitrusting en bruiloft van Baukje.’ In 1864 wordt ze zo ziek, dat echtgenoot Foppe de familieleden laat komen... maar 'Daatje' knapt weer op!

 

Zilveren bruiloft

Aleida wordt met grote regelmaat ‘getapt’, waarbij door een punctie grote hoeveelheden vocht worden afgevoerd. Tussendoor voelt zij zich toch wel goed en in staat om op bezoek te gaan. Wanneer ze weer opzwelt, gaat het slecht. In mei 1866 vieren Aleida en Foppe hun zilveren bruiloft. Haar schoonzoon Doeke is onder de indruk omdat Aleida een 'hoopvolle, blijde geest ademde en haast geen der gasten eene lijderes maar eene gastvrouw en zilveren bruid voor zich zag. De lieve vrouw als eene gezonde getooid, met de Friesche kap en de oude kanten muts, die zij voor 25 jaar droeg.' Broer Albert Beekhuis schrijft dit verslag van de bijeenkomst. 

 

Laatste brief

Aleida schrijft op 23 oktober 1866 haar laatste brief aan Janke en Doeke. ‘Voor 14 dagen weder getapt. Ik ben niets vlug, neerslachtig. Ik hoop, nu gij in Augustus niet bij ons geweest zijt, en wij in Mei niet veel aan elkander hadden, dat wij elkander in het volgend jaar weder mogen ontmoeten.’ Het zal er niet van komen.

 

Uit brieven van Aleida’s echtgenoot Foppe

Op 4 december 1867 schrijft Foppe aan zijn stiefdochter Janke:

‘H.Nicolaas geschenken voor de kinderen, vooral door uw Moe D. verordonneerd en door mij en Arjen ingepakt. Moe is weder getapt ± 20 l. Na iedere punctie nemen de krachten af. Weinig voedsel, door gebrek aan eetlust.’

Op 16 december schrijft Foppe: ‘De krachten van Moe nemen af. Ligt door (decubitus) doch dit verbetert, en wordt Moe slanker. Ik en Arjen wisselen elkander af met de verpleging. Moe wil het liefst door Arjen geholpen worden.’

Op 20 december: ‘Met Moe kan het niet langer meer duren. Zij is uiterst verzwakt en slaapt niet.’

Op 22 december: ‘Weinig verandering, de tong wordt zeer gevoelig (spruw). Zij wil geen wijn, alleen water.’

Op 30 december: ‘Moe is wat rustiger en gevoelt zich wat ruimer dan voor eene week. Misschien weer eerstdaags tappen.’

 

Overlijden

Dochter Mette schrijft vanuit Achlum op 7 januari over de zieke Moe, over de slapeloosheid, de haast onmogelijke ligging. ‘Arjen is een zeer goede hulpe voor Moe en helpt uitmuntend.’

Op 18 januari: ‘Haast onhoudbaar toestand van Moe, lijdt vreselijk.’ Diezelfde dag volgt een telegram: ‘Moe heden zacht en kalm ontslapen.’ In de akte staat het tijdstip: 03.00 uur  drie uur 's nachts. Aleida werd 64 jaar oud

De aangifte is gedaan door haar zwager Joost de Vries, wat opvallend is want Joost heeft een langlopend conflict met haar echtgenoot Foppe. 

Broer Albert beschrijft Aleida's leven, sterven en uitvaart in het Album der Familie-vereeniging.

Foppe, nu voor de tweede keer weduwnaar, blijft alleen achter. Aleida’s dochter Mette zal in 1874 met haar kinderen bij haar stiefvader Foppe intrekken omdat ook zij weduwe is geworden.

 

Hoe het verder ging

Aleida's zoon Willem Vlaskamp probeert met zijn halfbroer Arjen Draisma de Vries in Achlum een fabriek op te zetten voor de verwerking van chichorei, een wortelsoort die als koffievervanger kan worden gebruikt. Het lukt echter niet goed om een afzetmarkt te creëren. Hoe het Aleida’s dochter Janke vergaat is te lezen in de autobiografie van Doeke H. Hellema. Daarin staan ook berichtjes over Aleida’s zoon Willem en haar dochters Jantje en Mette.

Zoon Arjen volgt zijn vader op als administrateur van de Assurantie Maatschappij en is van 1893 tot 1914 burgemeester van de gemeente Franekeradeel. Hij blijft kinderloos waardoor de naam Draisma de Vries bij hem ophoudt. S. Blok in 2017: ‘Oom Arjen was in de familiekring een fenomeen. Mijn schoonvader, die goed met hem kon opschieten, kon hierover uit de eerste hand beeldend verhalen. Alleen bij volle maan in bad, bij het avondeten een fles wijn en voor zover zelf geschoten een hele haas als maal.’

 

Foppe 's overlijden

Het contact tussen Foppe en zijn stiefdochter Janke en haar man blijft voortbestaan tot Foppe 20 jaar later op 5 mei 1887 overlijdt.

 

Foppe, Aleida en hun twee kinderen Baukje en Arjen zijn in Achlum begraven. De graven zijn onder beheer van de verzekeraar Achmea. Ook is hier het graf van Foppes eerste vrouw Antje Ages Boersma die stierf in het kraambed en mogelijk ligt bij Antje hun baby Baukje die zes dagen na de geboorte stierf.

Klik hier voor

  • het verslag van haar zilveren bruiloft (1866);
  • de tekst van haar broer over de dood van Aleida (1867).
  • De verslagen van de familiebijeenkomsten van de broers en zussen Beekhuis uit de periode 1850-1884.

<< terug

Aleida's broer Theodorus Beekhuis, arts in Wirdum. Foto gemaakt tussen 1859-1870.

Foppe Arjens Draisma de Vries 21 maart 1805 te Achlum, overleden 5 mei 1887 te Achlum.

 

De Achlummer pannenfabriek. Klik hier voor een mooi verhaal over het klokje.

 

Het huis van Foppe en Aleida

 

De geboortelepel van Foppe kwam via Marktplaats weer terug in de familie. Hij zal de lepel rond zijn 16e hebben gekregen. Foppe had toen nog niet de naam van zijn schoonvader Draisma aan zijn eigen naam toegevoegd. Inscriptie: ‘Foppe Arjens de Vries, is Geboren te Achlum de 21 Maart 1805’

 

'8 Januari 1828. Ach, hoe onzeker is alle aardsch geluk, en hoe spoedig verkeert voorspoed en vreugde hier dikwerf in droefheid en geween!'

Foppe was eerder getrouwd met de toen 21 jarige Antje Ages Boersma, die echter een paar dagen na de bevalling overleed, evenals hun kindje Baukje.

Antjes moeder (Baukjen Jans Hoitinga, weduwe van Ulbe Piers Draisma) bleef betrokken bij Foppe en zijn nieuwe gezin. Ze werd grootma Draisma genoemd.

 

Baukje Ulbedina Draisma de Vries, dochter van Aleida en Foppe

 

Porselein uit de verzameling van Aleida Beekhuis

 

Aleida Beekhuis

 

'Heden overleed, na een langdurig lijden, mijne geliefde Echtgenoote ALEIDA BEEKHUIS, in den ouderdom van bijna 65 jaren, waarvan zij ruim 25 jaren mij eene lieve levensgezellin was.' 

 

Arjen Draisma de Vries, zoon van Aleida en Foppe